Wie de liefde zo kent, dat hij weet dat liefde er is om schulden te betalen en dat zij geen voordeel voor de toekomst inhoudt, die is een christen. De aard van de liefde begrijpen – dat is christen zijn.
Dour louter en alleen maar geesteswetenschap met haar ‘karma’ en ‘reïncarnatie’ kan men een grote egoïst worden,wanneer men de liefdesimpuls, de Christusimpuls daar niet in betrekt; pas wanneer dat gebeurt, vindt men datgene wat het egoïsme van de geesteswetenschap overbrugt.
Het evenwicht vindt men wanneer men de Christusimpuls begrijpt. Antroposofie wordt nu aan de mensheid gegeven,omdat de mensheid haar nu nodig heeft. Maar er schuilt een groot gevaar in, namelijk dat wanneer men zich uitsluitend met antroposofie bezighoudt en de Christusimpuls, de impuls van de liefde. daar niet in laat doorwerken, de mensen door de antroposofie het egoïsme in henzelf steeds meer laten uitgroeien, totdat het uiteindelijk over de grenzen van de dood heen grijpt. daaruit moeten wij niet de conclusie trekken dat men zich niet met antroposofie moet bezighouden, maar wij moeten leren inzien dat begrijpen wat liefde in wezen is, ook deel uitmaakt van antroposofie.
Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Die Liebe und ihre Bedeutung in der Welt – Zürich, 17 december 1912 (bladzijde 210)
Overgenomen uit het boekje Nervositeit – Wijsheid – Liefde / Vertaling Margreet Meijer-Kouwe / Uitgeverij Vrij Geestesleven 1976 (bladzijde 68-69)
Het woord theosofie komt zes keer voor in dit tekstfragment. Daarvoor heb ik in de plaats gezet ‘geesteswetenschap’ of ‘antroposofie”.
Laten we aannemen dat iemand niets weet van de naam van Jezus christus, niets van wat in de evangeliën is vermeld, maar dat hij zich bewust is van het radicale verschil tussen het karakter van wijsheid en macht en dat van de liefde. Zo’n mens is in echt christelijke zin een christen, ook al weet hij niets van het mysterie van Golgotha. De aard van de liefde begrijpen – dat betekent christen zijn! – De liefde en haar betekenis in de wereld, 17 december 1912, blz. 17/18
Steiner spreekt zelf uit dat:
‘het niet de bedoeling is een exclusief dogma voor het christendom op te eisen. Dat zou een
vergrijp zijn tegen het ware christendom, want wie de feiten kent weet dat ook in de oude mysteriën het christendom werd onderwezen. In de volgende woorden, die door Augustinus zijn uitgesproken, ligt dan ook een diepe waarheid besloten: Wat tegenwoordig de christelijke godsdienst wordt genoemd, bestond reeds bij de volkeren der oudheid en was ook reeds aanwezig bij de begintijd van het mensengeslacht. Maar toen Christus als een lichamelijk wezen op aarde verscheen, kreeg de ware religie die voordien reeds bestond, de naam Christelijk.’ (Egyptische mythen en mysteriën, 10e voordracht 12 sept. 1908)
Ook stelt Steiner dat iedere godsdienst zich richt naar de persoonlijkheid van de stichter, de cultuur waarin het zich ontwikkelt en het tijdperk waarin dat gebeurt. Daarbij stelt hij ook dat Christus in iedere godsdienst werkzaam is, onafhankelijk of het wordt (h)erkend of niet.
Bernard, heb je svp een verwijzing voor je laatste alinea?