Als iemand slechte gewoonten en karaktereigenschappen heeft en niets daartegen doet om deze af te wennen, dan verschijnt dat in het volgende leven als een aanleg van het fysieke lichaam, in feite als een vatbaarheid voor ziekten. Hoe vreemd het ook klinkt, deze dispositie voor bepaalde ziekten, en vooral infectieziekten, komt werkelijk voort uit slechte gewoonten in een vorig leven.
Met dit inzicht hebben we het dus ook in de hand om gezondheid of ziekte voor te bereiden voor het volgende leven. Als we een slechte gewoonte afwennen, zullen we onszelf in het volgende leven lichamelijk gezond en resistent tegen infecties maken. Op deze manier kan men al voor het toekomstige leven voor gezondheid zorgen als men ernaar streeft alleen nobele eigenschappen te ontplooien.
Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – Menschheitsentwickelung und Christus- Erkenntnis / Theosophie und Rosenkreuzertum – Kassel, 22 juni 1907 (bladzijde 85-86)