Steeds meer kan de mens hier op aarde leren hoe zijn leven zal zijn als hij door de poort van de dood is gegaan. Er zijn mensen die zeggen: Waarom moet ik dat allemaal weten? Ik zie het wel na de dood! –
Ja, dat is ongeveer alsof de mens de waarde van zijn gezichtsvermogen in twijfel trok. Want de mens gaat in de loop van de aardse ontwikkeling steeds meer een leven binnen waarin hij de ervaring van wat ik heb beschreven voor de tijd na de dood moet verwerven door het eerst hier op aarde in gedachten op te nemen.
De kennis van de geestelijke werelden op aarde buitensluiten, betekent zichzelf in geest en ziel blind maken voor zijn leven na de dood. En men komt eenvoudig als een kreupele in de geestelijke wereld wanneer men door de poort van de dood gaat, als men het hier op deze wereld afwijst om iets te weten van de geestelijke wereld. Dit is iets dat de mensheid steeds duidelijker en duidelijker zou moeten worden en waaruit zij de noodzaak van kennis van de spirituele wereld zou moeten inzien.
Bron: Rudolf Steiner – GA 219 – Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt – Dornach, 1 december 1922 (bladzijde 42-43)