Karma / Moraal / Egoïsme (5 van 5)

De mensen hebben tegen moraalpreken een zekere antipathie. Ze zeggen: wat daar gepreekt wordt, dat wil een ander en ik moet me daar maar naar voegen! – Dit geloof zal steeds meer de overhand nemen, naarmate het materialistische bewustzijn de overhand krijgt.

Men zegt tegenwoordig; er is klassenmoraal, standenmoraal, en wat een dergelijke klassenmoraal voor juist houdt, dat wordt de andere klasse opgedrongen. Een dergelijke mening is in de geesten der mensen binnengestroomd en in de toekomst zal dat steeds erger en erger worden.

Het gevoel zal bij de mensen steeds sterker worden dat ze alles, wat op moreel gebied als goed en juist moet worden erkend, zelf willen vinden, dat dit uit hun hang naar objectieve kennis ontspringen zal. De menselijke individualiteit wil steeds meer geldigheid hebben.

Op het ogenblik echter waarin bijvoorbeeld het hart zou inzien, dat het mee ziek wordt als het gehele organisme ziek wordt, zou de mens doen wat nodig is om niet ziek te worden. En op het ogenblik dat de mens inziet dat hij in het gehele aardeorganisme is ingebed, dat hij geen etterbuil mag zijn aan het aardelichaam, dan is er een objectieve reden voor het goed zijn. En de mens zal zeggen: als ik steel, wil ik mij een voordeel verschaffen. Ik doe het niet omdat ik daardoor het gehele aardeorganisme, waar zonder ik niet leven kan, ziek maak. Ik doe het tegendeel en ik verschaf daardoor niet alleen het organisme, maar ook mijzelf een voordeel.

Zo ongeveer zal het morele bewustzijn der mensen zich in de toekomst vormen. Degene die een morele impuls vanuit de antroposofie heeft, zal zich zeggen: Het is een illusie als men zich door een immorele daad een voordeel wil verschaffen. Je bent als je dat doet als een inktvis die een donkere vloeistof uitspuwt: een donkere aura van immorele driften spuit je uit. Liegen en stelen is een kiem van een aura waarin je gaat zitten en waardoor je de gehele wereld ongelukkig maakt.

Men zegt: wat rondom ons is, is Maya. Maar zulke waarheden moeten levende waarheden worden. Als men kan aantonen dat door de geesteswetenschap de morele ontwikkeling der mensheid in de toekomst zo wordt, dat de mens moet inzien, hoe hij zich in een aura van zinsbegoocheling hult, wanneer hij zich een voordeel wil verschaffen, dan wordt het een praktische waarheid dat de wereld een maya of illusie is.

Bron: Rudolf Steiner- GA 127 – Die Bedeutung der Geistesforschung für das sittliche Handeln – Bielefeld, 6 maart 1911 (bladzijde 129-130)

589f52dc-2524-41ed-af01-c5853ea69f63

Eerder geplaatst op 25 mei 2018 (2 reacties)

Karma / Moraal / Egoïsme (2 van 5)

Eigenlijk zou dit een ernstig verwijt zijn, als men zou kunnen zeggen, dat antroposofie de mensen ertoe zou brengen moreel handelen niet uit medegevoel en medelijden te ontwikkelen, maar dat het zou voortkomen uit vrees voor straf. Vragen wij ons nu of zulk een verwijt werkelijk gerechtvaardigd is. Dan moeten wij ons diep, zeer diep met het bovenzinnelijke onderzoek bezighouden, als wij een dergelijk verwijt aan de antroposofie werkelijk grondig weerleggen willen. […]

Een dieper doordringen in wat de antroposofie ons zegt, kan leren dat de mens zo in de mensheid als geheel is geplaatst, dat hij met een immorele handeling niet slechts iets volbrengt dat hem wellicht straf oplevert, maar dat hij met een immorele gedachte, een immorele daad of gezindheid in de ware zin iets onzinnigs volbrengt, iets wat zich niet laat verenigen met een werkelijk gezond denken. Daarmee is veel gezegd. Een onzedelijke handeling stelt niet slechts een daaropvolgende karmische straf in het vooruitzicht, maar is ten diepste een handeling die men in het geheel niet zou moeten begaan.

Nemen we aan, een mens begaat een diefstal. De mens loopt daardoor een karmische straf op. Als men dit vermijden wil, dan steelt men dus niet. Maar de zaak is nog gecompliceerder. Vragen we ons: Wat wil degene, die liegt of steelt? De leugenaar of de dief willen zich een voordeel verschaffen, de leugenaar wil wellicht een onaangename situatie uit de weg ruimen. Zin heeft een dergelijke handeling slechts dan, wanneer men zich werkelijk een voordeel verschaft door leugens of stelen. Zou de mens nu onderkennen dat hij dat in het geheel niet hebben kan, dat hij zich vergist, dat hij integendeel een nadeel veroorzaakt, dan zou hij tegen zichzelf zeggen: het is onzin om aan zulk een handeling ook slechts maar te denken. Als antroposofie steeds meer doordringt in de menselijke beschaving, dan zullen de mensen weten dat het een dwaasheid is, ja, dat het belachelijk is om te geloven dat men zich door leugens of diefstal datgene kan verschaffen, wat men gelooft zich te verschaffen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Bedeutung der Geistesforschung für das sittliche Handeln – Bielefeld, 6 maart 1911 (bladzijde 126-127)

rudolf-steiner-austrian-philosopher-social-260nw-1616937607

Eerder geplaatst op 22 mei 2018  (2 reacties)

De incarnatie van Ahriman (2 van 3)

Het zou ongetwijfeld het meest in het voordeel voor Ahriman zijn als hij erin slaagde ervoor te zorgen dat verreweg het grootste aantal mensen geen idee zou hebben van wat eigenlijk tot het meest gunstige voor hun bestaan zou kunnen leiden; als verreweg het grootste aantal mensen zo leeft dat deze voorbereidingen voor de incarnatie van Ahriman worden beschouwd als iets progressiefs en goeds voor de menselijke evolutie.

Als Ahriman In zekere zin een slapende mensheid zou kunnen binnensluipen, dan zou dit voor hem zeer aangenaam zijn. Daarom moeten dergelijke gebeurtenissen waarin Ahriman werkt voor zijn toekomstige incarnatie opgemerkt worden.

Eén van die feiten in de ontwikkeling waarin de impuls van Ahriman duidelijk kan worden gemerkt, is de verspreiding van het geloof onder de mensheid dat door de mechanisch-wiskundige conceptie van het universum, zoals van Galileo, Copernicus enzovoort, werkelijk zou zijn te begrijpen wat zich afspeelt in de kosmos.

Daarom moet het zo strikt worden benadrukt door de antroposofisch georiënteerde geesteswetenschap dat men naar geest en ziel in de kosmos moet zoeken, niet alleen datgene waarnaar het Galileoïsme en het Copernicanisme op zoek zijn als wiskunde, mechanica, alsof de wereld een grote machine zou zijn.

Het zou een verleiding door Ahriman zijn als de mensen hierbij zouden blijven staan; met het berekenen van alleen de omlooptijd van de sterren, en alleen astrofysica bestuderen om achter de materiële samenstellingen van de hemellichamen te komen, waar mensen tegenwoordig zo trots op zijn.

Maar het zou een slechte zaak zijn als dit galileoïsme, dit copernicanisme niet zou worden gecompenseerd met wat men kan weten over de ziel van de kosmos, over de geest van de kosmos. Dit is wat Ahriman vooral wil vermijden ten gunste van zijn incarnatie op aarde.

Hij wil de mensen als het ware zo sterk in verdoving houden dat ze alleen de wiskundige aspecten van astronomie begrijpen. Daarom verleidt hij veel mensen om hun afkeer van de kennis van de geest en de ziel van het universum te laten gelden. Maar dat is slechts één van de verleidende krachten die Ahriman als het ware in de ziel van mensen giet.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales  Verständnis aus geisteswissen- schaftlicher  Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (blz. 199-200)

51i0iFJL5ZL._SX317_BO1,204,203,200_

De incarnatie van Ahriman (1 van 3)

Net zoals er een vleselijke incarnatie van Lucifer is geweest, net zoals er een vleselijke incarnatie van Christus is geweest, zo zal er een werkelijke incarnatie van Ahriman in het Westen zijn, zelfs voordat maar een deel van het derde millennium na Christus is verstreken: Ahriman in een lichamelijke incarnatie. De mensheid op aarde kan niet ontkomen aan deze incarnatie van Ahriman in het vlees. Die zal komen. Het komt er nu op aan dat de mensheid op aarde haar juiste positie moet vinden in de opstelling tegenover deze ahrimanische incarnatie op aarde.

Bij alles wat op deze manier voorvalt wanneer dergelijke incarnaties worden voorbereid, moet men kijken naar wat geleidelijk in de menselijke evolutie naar dergelijke incarnaties leidt. Een wezen als Ahriman, die een bepaalde tijd na de onze hier op aarde in de westerse wereld wil incarneren, bereidt zich voor op zijn incarnatie. Ahriman, die op aarde wil incarneren, stuurt bepaalde krachten in de menselijke ontwikkeling op zo’n manier dat ze voor zijn wezen het grootste voordeel opleveren.

En het zou een slechte zaak zijn als mensen er slapend aan voorbij zouden gaan en bepaalde verschijnselen die in het menselijk leven plaatsvinden niet zouden inzien en niet zouden kunnen herkennen als een voorbereiding op de vleselijke incarnatie van Ahriman. Mensen zullen de juiste positie alleen vinden doordat ze herkennen: In deze of gene gebeurtenissen met betrekking tot de menselijke ontwikkeling moet men herkennen hoe Ahriman zijn aardse bestaan ​​voorbereidt. En nu is de tijd dat individuele mensen weten welke van de processen die om hen heen plaatsvinden, machinaties van Ahriman zijn, die zijn komende aardse incarnatie zo goed mogelijk in zijn voordeel voorbereiden.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales  Verständnis aus  geisteswissenschaftlicher  Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (blz. 198-199)

51i0iFJL5ZL._SX317_BO1,204,203,200_

Liefde / Egoïsme / Schulden

Wie de liefde zo kent, dat hij weet dat liefde er is om schulden te betalen en dat zij geen voordeel voor de toekomst inhoudt, die is een christen. De aard van de liefde begrijpen – dat is christen zijn.

Dour louter en alleen maar geesteswetenschap met haar ‘karma’ en ‘reïncarnatie’ kan men een grote egoïst worden,wanneer men de liefdesimpuls, de Christusimpuls daar niet in betrekt; pas wanneer dat gebeurt, vindt men datgene wat het egoïsme van de geesteswetenschap overbrugt. 

Het evenwicht vindt men wanneer men de Christusimpuls begrijpt. Antroposofie wordt nu aan de mensheid gegeven,omdat de mensheid haar nu nodig heeft. Maar er schuilt een groot gevaar in, namelijk dat wanneer men zich uitsluitend met antroposofie bezighoudt en de Christusimpuls, de impuls van de liefde. daar niet in laat doorwerken, de mensen door de antroposofie het egoïsme in henzelf steeds meer laten uitgroeien, totdat het uiteindelijk over de grenzen van de dood heen grijpt. daaruit moeten wij niet de conclusie trekken dat men zich niet met antroposofie moet bezighouden, maar wij moeten leren inzien dat begrijpen wat liefde in wezen is, ook deel uitmaakt van antroposofie. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Die Liebe und ihre Bedeutung in der Welt – Zürich, 17 december 1912 (bladzijde 210)

Overgenomen uit het boekje Nervositeit – Wijsheid – Liefde / Vertaling Margreet Meijer-Kouwe / Uitgeverij Vrij Geestesleven  1976 (bladzijde 68-69)

Het woord theosofie komt zes keer voor in dit tekstfragment. Daarvoor heb ik in de plaats gezet ‘geesteswetenschap’ of ‘antroposofie”.

heart of Jesus Christ