Theologie/Naturalisme

In de 19de eeuw kwam de tijd dat de gebruikelijke geestelijke activiteit, die zulke grote, belangrijke resultaten in natuurwetenschap en techniek gebracht heeft, ook op de theologie werd toegepast. Wat is echter van deze theologie geworden? Van de Christus Jezus, van de incarnatie van een bovenaards wezen werd “de eenvoudige man van Nazareth” gemaakt; weliswaar de meest voortreffelijke mens, maar niet de drager van een bovenaards wezen. De theologie werd naturalisme. 

Hoe menselijker de moderne theologen Jezus van Nazareth opvatten, hoe minder ze aanleiding zagen tot een Christologische beschouwing, hoe liever ze het hadden. Ze willen zich ook in de theologie slechts wijden aan de beschrijving van de mens Jezus van Nazareth, niet tot een opvatting van de Christus als een bovenaards wezen dat gewoond heeft in de mens Jezus van Nazareth. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 203 – Die Verantwortung des Menschen für die Weltentwickelung – Den Haag, 27 februari 1921 (bladzijde 234-235)

Eerder geplaatst op 1 september 2017

31h9la+y5BL._SX338_BO1,204,203,200_

Waartoe dit alles?

Waar dienen ze uiteindelijk voor, alle beschouwingen die wij houden over de hogere werelden? Als we het hebben over de astrale wereld, over de devachanische wereld, hoe praten we er dan over als deelgenoten (Duits: Angehörige) van de fysieke wereld?

We spreken over deze hogere werelden helemaal niet vanuit het bewustzijn alsof ze voor ons volkomen vreemde werelden zijn, die geen enkele connectie hebben met de fysieke wereld, maar we zijn ons ervan bewust dat wat we hogere werelden noemen om ons heen is, dat we daarin leven en dat deze hogere werelden inwerken op onze fysieke wereld, dat in de hogere werelden de basis en de oorzaken liggen voor feiten die hier plaatsvinden voor onze fysieke ogen, voor onze fysieke zintuigen.

Daarom leren we dit leven, zoals het om ons heen is, wat betreft de mens en natuurlijke verschijnselen pas kennen, wanneer we het onzichtbare dat zich openbaart in het zichtbare zien, wanneer we kijken naar wat tot andere werelden behoort, om te kunnen beoordelen hoe het onze fysieke wereld beïnvloedt. Normale en abnormale verschijnselen van het gewone fysieke leven worden ons pas duidelijk als we het geestelijke leven dat achter het fysieke is leren kennen, dit geestelijke leven dat veel rijker en uitgebreider is dan het fysieke leven, dat er maar een klein deel van is.

Source: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschen- kunde: Die astralische Welt – Berlijn, 19 oktober 1908 (blz. 11)

Het gevaar van hypnotiseren

Op het moment van de dood doet zich voor de mens iets merkwaardigs voor: een korte tijd herinnert de mens zich alle belevenissen van het zojuist afgelopen leven. Als een groot tableau staat in een enkel ogenblik zijn hele leven voor zijn ziel. Iets dergelijks gebeurt in het leven van de mensen alleen in zeer zeldzame gevallen, en alleen dan als hij in levensgevaar verkeert of een grote schrik krijgt; bijvoorbeeld iemand die bijna verdrinkt of in een afgrond dreigt te storten, ziet op het moment van de naderende dood zijn leven voor zijn ziel staan.

Een ander soortgelijk verschijnsel is het eigenaardige, prikkelende gevoel als een lichaamsdeel ingeslapen is. Waardoor komt dit? Dit komt door een losraken van het etherlichaam. Als een deel, bijvoorbeeld een vinger, slaapt, dan ziet de helderziende naast de vinger een tweede vinger uitsteken; dat is het etherlichaam dat zich op deze plaats losgemaakt heeft en er uitsteekt.

Daarin ligt ook het grote gevaar van hypnotiseren, omdat hierbij de hersenen aan hetzelfde proces onderhevig zijn als bij de slapende vinger. Aan beide kanten van het hoofd ziet de helderziende, als twee kwabben of zakken, het losgemaakte etherlichaam er buiten hangen. Als het hypnotiseren vaak wordt herhaald, dan ontstaat de neiging van het etherlichaam om zich los te maken, wat grote gevaren met zich kan meebrengen. De betrokken personen worden meestal onvrij, dromerig, hebben aanvallen van duizeligheid enzovoort.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 24 augustus 1906 (bladzijde 31)

Eerder geplaatst op 31augustus 2017 (1 reactie)

1200px-Hypnotisk_seans_av_Richard_Bergh_1887

Een vrouw wordt onder hypnose gebracht (schilderij van Richard Bergh)

Nationaliteit

Als we de blik richten op wat we het hogere zelf van de mens noemen, dan verliest de uitdrukking nationaliteit zijn betekenis. Want tot alles wat we afleggen als we door de poort van de dood gaan, behoort de gehele omvang van wat bedoeld wordt met nationaliteit. En als we in ernst spiritueel strevende mensen willen zijn, dan past het ons eraan te denken dat de mens, doordat hij door opeenvolgende incarnaties gaat, niet tot één, maar tot verschillende nationaliteiten behoort en dat wat hem verbindt met de nationaliteit behoort tot wat afgelegd wordt, afgelegd moet worden op het moment dat we door de poort van de dood gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157 – Menschenschicksale und Völkerschicksale – Berlijn, 31 oktober 1914 (bladzijde 28)

portretten-van-mensen-van-verschillende-nationaliteiten-vector-illustrat-92284079

De incarnatie van Ahriman (3 van 3)

Een andere van deze verleidingskrachten van Ahriman – hij werkt, zou ik willen zeggen, samen in overeenstemming met de Luciferkrachten – houdt voor zijn incarnatie natuurlijk verband met het streven om de al zeer wijdverbreide stemming onder de mensen zoveel mogelijk te behouden, namelijk dat het voor het openbare leven voldoende is als ervoor gezorgd wordt dat de mensen economisch tevreden gesteld zijn. Hier raken we een punt dat de moderne mens vaak niet graag toegeeft.

Ziet u, de huidige officiële wetenschap biedt eigenlijk helemaal niets meer voor een echte kennis van geest en ziel; want de methoden die in de hedendaagse bekende wetenschappen worden gebruikt, zijn alleen geschikt om de uiterlijke natuur te begrijpen, en ook om van de mens alleen de uiterlijke natuur te bevatten.

Zie alleen maar eens hoe minachtend een gemiddelde burger van deze tijd kijkt naar alles wat hem als idealisme voorkomt, naar alles wat hem op een of andere wijze een weg naar het geestelijke lijkt. In principe vraagt ​​hij altijd: Ja, wat levert dat op? Wat voor materiële zaken brengt het op? Hij laat zijn zonen scholen op het gymnasium, misschien heeft hij zelf een opleiding genoten op het gymnasium of bij een andere instelling, hij laat ze opleiden aan een universiteit of een andere hogeschool. Maar dit alles wordt eigenlijk alleen gedaan om de basis te leggen voor een beroep, met andere woorden, om de materiële middelen van bestaan te verschaffen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales  Verständnis aus geisteswissenschaftlicher  Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (blz. 200-201)

51i0iFJL5ZL._SX317_BO1,204,203,200_