De motieven van onze eigen daden en zelfs van onze eigen gevoelens, staan vaak heel ver af van wat er werkelijk in ons leeft 

In het diepst van ons wezen, waar ons astrale lichaam en ons ware Ik zich bevinden, hebben we een hele wereld van emoties, een hele wereld van gevoelens en wilsimpulsen. Maar datgene wat we in het dagelijks leven als onze eigen kijk op deze emoties, wilsimpulsen en gevoelens vormen, staat meestal, echt meestal heel weinig in samenhang met wat we werkelijk zijn in het diepste innerlijk van ons wezen. 

Neem bijvoorbeeld het volgende. Het kan in het leven gebeuren dat twee mensen tegenover elkaar staan, twee mensen die lange tijd samenleven, en dat door de eigenaardige krachten die vanuit het onbekende in het astrale lichaam en het Ik van de ene persoon en in het astrale lichaam en het Ik van de andere persoon spelen – deze krachten blijven immers verborgen – dat vanuit deze krachten de ene persoon een verlangen heeft om de andere te kwellen, een soort behoefte aan wreedheid. Nu kan het zijn dat de persoonlijkheid die zo’n verlangen heeft om te kwellen, zo’n behoefte aan wreedheid, helemaal geen idee heeft van deze emoties in het astrale lichaam en het Ik, en dat deze persoon een hele som ideeën vormt over deze dingen die hij of zij doet vanuit de drang tot wreedheid, ideeën die zijn handelingen vanuit heel andere redenen verklaren dan vanuit de impuls tot wreedheid.

Zo’n persoonlijkheid kan je vertellen dat hij dit of dat tegen de andere persoonlijkheid deed om deze of gene reden. Deze redenen kunnen heel scherpzinnig zijn, en toch drukken ze niet de waarheid uit. Want de ideeën die we in het gewone leven vormen over de motieven van onze eigen daden en zelfs van onze eigen gevoelens, staan, zoals ik al zei, vaak heel ver af van wat er werkelijk in ons leeft en weeft. Ja, het kan zijn dat de luciferische macht de persoon in kwestie er feitelijk van weerhoudt haar behoefte aan wreedheid te beseffen, haar behoefte om de andere persoon allerlei dingen aan te doen. En dat onder invloed van deze luciferische kracht alles wat deze persoonlijkheid zegt over de redenen voor zijn of haar daden er alleen maar is om een deken, een masker te spreiden over wat er werkelijk in de ziel aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 161 – Wege der geistigen Erkenntnis und der Erneuerung künstlerischer Weltanschauung – Dornach, 5 februari 1915 (blz. 85-86)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_161.pdf#view=Fit

Vertaald door DeepL en mij

AGNI-ANGELlight-flame

Werk van Carol Herzer

Zend goede gedachten en gevoelens naar overledenen

Het is bij de overgang van een ons dierbaar mens in de andere werelden bijzonder belangrijk dat we onze gedachten en gevoelens naar hem sturen, zonder dat we de gedachte laten opkomen als wilden wij hem terughebben. Dit laatste bemoeilijkt de heengegane het bestaan in de sfeer, waarin hij moet intreden. Niet het leed, dat we hebben, maar de liefde, die we hem geven, moeten we naar zijn werelden zenden. […]

Naar mijn inzichten zijn zulke gevoelens als een soort vleugelgewaad, dat de gestorvene omhoog draagt; terwijl de gevoelens van veel rouwenden zoals: ‘Ach, was je nog maar bij ons’, hem tot een hindernis worden. Dit is dus een algemene aanwijzing hoe we ons in zulke gevallen met onze gevoelens moeten richten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Uit een brief aan Paula Stryczek – Berlijn, 31 december 1905 (bladzijde 101)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_264.pdf#view=Fit

Eerder geplaatst op 12 augustus 2018  (1 reactie)

Egoïsme en zorgen

Bij de mens die zo ver is dat hij vrij van egoïsme kan waarnemen in de geestelijke wereld, zijn er geen zorgen. Zorgen zijn de begeleidende verschijnselen van zelfzucht. En zo weinig menigeen het kan geloven dat, als er zorgen aanwezig zijn, het egoïsme nog niet verdwenen is, zo waar is het toch dat op de lange, zelfverloochende weg in de spirituele wereld het egoïsme totaal verdwijnen moet. Betreedt de mens de geestelijke wereld en draagt hij daarin nog iets van zelfzucht binnen, dan komt de zorg en toont zich in zijn verwoestende kracht.

Bron: Rudolf Steiner – GA 57 – Wo und wie findet man den Geist? – Berlijn, 12 maart 1909 (bladzijde 356-357)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_057.pdf#view=Fit

Eerder geplaatst op 11 augustus 2019  (6 reacties)

P.S. Dit citaat is zo moeilijk te begrijpen, dat ik mij er wat zorgen over begin te maken.😄

Logisch denken

Parallel met de occulte scholing gaat een zekere scholing van het denken samen, zonder welke men zo’n spirituele scholing niet kan doormaken. Dat komt doordat het denken een eigenschap heeft, die de andere dingen niet hebben. Zijn we bijvoorbeeld op het fysiek-zintuiglijk gebied, dan nemen we met de fysieke zintuigen waar wat zich op het zintuiglijk gebied bevindt, niets anders. Op het zielsgebied (Astralplan) gelden de astrale waarnemingen, en het geestelijke (devachanische) horen geldt alleen in het geestesgebied (Devachan); kort gezegd, ieder gebied heeft zijn eigen waarnemingen.

Maar een ding loopt door alle werelden heen en dat is het logisch denken. De logica is hetzelfde op alle drie gebieden. En dus kan men op het fysiek-zintuiglijk gebied iets leren, wat ook voor de hogere gebieden geldigheid heeft. […]

In het eigen scherpe denken heeft men de zuiverste innerlijke gids. Dan is de goeroe alleen nog een vriend van de leerling, die raadgevingen geeft, want de beste goeroe vormt men in zichzelf met het eigen verstand.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 2 september 1906 (bladzijde 121-122)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_095.pdf#view=Fit

Eerder geplaatst op 10 augustus 2019

Antroposofie niet onwetenschappelijk

Dat de antroposofische wereldbeschouwing een iets ander wereldbeeld brengt dan het natuurwetenschappelijk onderzoek, betekent niet dat het daarom onwetenschappelijk zou zijn. Er liggen echter andere ervaringen – het ontwaakt zijn op geestelijk gebied – aan ten grondslag. Zoals u in een kamer, die donker is, zich tastend moet voortbewegen en tastend waarnemen, en zoals een heel andere indruk ontstaat, wanneer de donkere kamer verlicht wordt, zo verschijnt voor de geesteszoeker, voor wie de ogen geopend zijn, alles nieuw, in nieuwe activiteit, in een ander licht. 

Niet onwetenschappelijk is deze onderzoeker daardoor geworden, omdat zijn ervaring zich verrijkt heeft. De logica van de antroposofen is even zeker als de logica van de beste natuuronderzoekers. Alleen beweegt deze logica zich op een ander gebied. Het is een merkwaardige onwetendheid, als men de wetenschap van ons onderzoek afwijzen wil, voordat men ze beproefd heeft. Wij denken op dezelfde manier op het geestelijke gebied, zoals de natuurkundige onderzoeker op het fysieke gebied denkt; dat harmoniseert de antroposofische onderzoeksmethode en de natuurkundige.

Bron: Rudolf Steiner: GA 52 – Spirituelle Seelenlehre und Weltbetrachtung – Berlijn, 6 oktober 1904 (bladzijde 394)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_052.pdf#view=Fit

Eerder geplaatst op 9 augustus 2019