Hindernissen voor de goede bedoelingen van de gestorvenen

De wetten van de spirituele wereld, die men met een helderziende blik waarneemt, zijn werkelijk absoluut geldig. Ze zijn zo onvoorwaardelijk geldig, zoals een geval ons leert dat vaak is waargenomen. Het was leerzaam om te zien hoe haatgedachten of in ieder geval gedachten van antipathie werken, zelfs als ze niet met volledig bewustzijn worden gedacht!

Men kan onderwijzers zien die gewoonlijk streng worden genoemd, die bij hun nog jonge leerlingen niet geliefd waren – al waren het dan nog maar onschuldige gedachten van antipathie en haat. Wanneer zo’n leraar sterft, dan ziet men hoe hij ook in deze gedachten, die immers blijven, obstakels heeft voor zijn goede bedoelingen in de geestelijke wereld.

Als de leraar sterft, geeft het kind, de jonge mens, zichzelf vaak geen rekenschap van het feit dat hij niet langer zou moeten haten, maar hij behoudt dat op een natuurlijke wijze door het blijvende gevoel hoe de leraar hem kwelde. Door zulke inzichten leert men veel over de onderlinge relatie tussen levenden en doden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte  Untersuchungen über  das  Leben zwischen  Tod  und  neuer  Geburt – Bergen, 10 oktober 1913 (bladzijde 333 -334)

debff4148ec03cc469474cd799654593