In al wat de zintuigen waarnemen, ontvangen zij tevens iets geestelijks. Dit geestelijke is na de dood aanwezig, zij het dan ook in andere vorm. Al het geestelijke, dat het Ik in de zintuiglijke wereld begeert, heeft het ook, wanneer de zintuigen er niet meer zijn. Kwam er nu bij deze twee soorten van wensen niet nog een derde, dan zou de dood slechts een overgang betekenen van begeerten, die door middel van de fysieke zintuigen kunnen worden bevredigd, naar begeerten, die in de openbaring van de geestelijke wereld hun vervulling vinden.
Deze derde soort van wensen zijn die, welke het Ik tijdens zijn leven in de zintuiglijke wereld schept, omdat het ook in die wereld welgevallen heeft, voor zover het geestelijke zich daar niet in openbaart. – De laagste genietingen kunnen openbaringen van de geest zijn. De bevrediging, die de voedselopname een hongerig wezen biedt,is een openbaring van de geest. Want door het gebruik van voedsel wordt iets tot stand gebracht, wat het geestelijke in zeker opzicht niet voor zijn ontwikkeling kan missen. Het Ik kan echter verder gaan dan het genot, dat in verband met dit feit onontbeerlijk is. Het kan verlangens koesteren naar smakelijke spijzen, geheel afgezien van de dienst, die door het opnemen van voedsel aan de geest wordt bewezen. Hetzelfde geschiedt met betrekking tot andere dingen van de zintuiglijke wereld.
Zodoende worden verlangens aangekweekt, die in de zintuiglijke wereld nooit te voorschijn zouden gekomen, wanneer het menselijke Ik daar niet in was geplaatst. Maar dergelijke verlangens vinden hun oorsprong ook niet in het geestelijke wezen van het Ik. Het Ik moet zintuiglijke genietingen hebben, zolang het in het lichaam leeft, ook voor zover het van geestelijke aard is. Want in het zintuiglijke openbaart zich de geest; en het Ik geniet niets anders dan de geest, wanneer het zich overgeeft aan datgene, waar het licht van de geest doorheen straalt. En het zal dat licht blijven genieten, ook wanneer de zintuiglijkheid niet meer het middel is, waar de stralen van de geest doorheen gaan.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS: – Schlaf und Tod (bladzijde 100-101)
Deze vertaling is van F. Wilmar
Deze zin begreep ik niet: “Kwam er nu bij deze twee soorten van wensen niet nog een derde, dan………” Dus ik zocht het op in de veel betere vertaling van Wijnand Mees (1998, 2e druk 2004, pag. 65 e.v.). Daar vond ik, voorafgaand aan dit citaat: “Tweeërlei wensen heeft het ik in het leven. Wensen die uit de lichamen stammen, die dus in de lichamen moeten worden bevredigd, die echter met het verval van de lichamen ook hun einde vinden, en wensen die uit de geestelijke natuur van het ik stammen. Zolang het ik in de lichamen is, worden ook deze wensen door de lichamelijke organen bevredigd. Want in de openbare werkingen van de organen van het lichaam werkt het geestelijke als verborgen kracht. En met alles wat de zintuigen waarnemen ……..” enz.
Bernard,
Is de door jou opgezochte vertaling uit de serie “werken en voordrachten” van uitgeverij Vrij Geestesleven?
Ja – uit de serie “werken en voordrachten” van uitgeverij Vrij Geestesleven.
Als ik het goed begrijp telt de vertaling van Wijnand Mees drie drukgangen, verzorgt door Stichting door Rudolf Steiner Vertalingen. De laatste Nederlandstalige uitgave van dit geschift werd in 2018 uitgebracht: De wetenschap van de geheimen der ziel (Derde druk; Uitgeverij Stichting Rudolf Steiner Vertalingen, 2018). Bernard heeft daar de tweede druk van (2004) en ik de eerste (1998). Wijnand Mees schreef ook een nawoord bij deze boekuitgave. Die valt eveneens te lezen op de website Steinervertalingen.nl. Zie: Nawoord Wijnand Mees. Bij Google Books is het boek fragmentarisch ter inzage (eerste druk). Dit steinercitaat vormt onderdeel van het hoofdstuk Slaap en dood. Dat telt 45 pagina’s en zal ik weer in zijn geheel gaan lezen.
Alleen Slaap en dood had vetgedrukt moeten zijn, maar goed dat maakt verder niet uit.
Verzorgt door ‘Uitgeverij Stichting Rudolf Steiner Vertalingen‘.
Let wel (ik moet mezelf hier preciseren): pas sinds 2019 treedt Stichting Rudolf Steiner Vertalingen als zelfstandig uitgever op. Sindsdien werkt ze samen met Uitgeverij Nachtwind:
Over Stichting Rudolf Steiner Vertalingen.
Ik ben het nawoord van Wijnand Mees met interesse begonnen te lezen, maar ben halverwege afgehaakt. Wat is die man allerjezust lang van stof. Ik dacht even het nawoord lezen, maar er komt geen eind aan.
Ja, je kunt dat nawoord ook diagonaal lezen Ridzerd. Een mens heeft meer te doen.
Ja, een rake opmerking, John.
Ja – uit de serie “werken en voordrachten” van uitgeverij Vrij Geestesleven.
OK
Dank je wel. Weet ik waar ik moet zoeken.
Mooi dit vijfluik. Het stimuleert me dus om het hoofdstuk Slaap en dood uit GA 13 in zijn geheel ter herlezen. Dat doe ik aandachtig, niet schuin diagonaal. Opnieuw bestuderen zeker waard.
Ja, zeker de moeite waard.