Dat is eigenlijk het allergunstigste wat men doen kan (bij de voeding van kinderen): Acht slaan op hoe een kind begint dit of dat graag te eten, of niet graag te eten, als het de melk ontwend is, als het niet meer de melk heeft. Zodra het kind aan de andere voeding toe is, kan men van het kind leren, wat men het geven moet. Als men eerst het kind dwingt te eten, waarvan men denkt dat het eten moet, wordt het instinct bedorven. Dus men moet zich richten naar waar het kind instinct voor heeft. Natuurlijk, men moet veel van wat meteen tot slechte gewoonte wordt, wel indammen, maar waar men het indamt, moet men erop letten.
Neem bijvoorbeeld een kind bij wie u merkt dat het, ondanks dat u hem naar uw mening al het goede geeft, helemaal niet anders kan, als hij de eerste keer aan de tafel komt, dan uit zijn stoel op te klimmen, zich een beetje over de tafel te buigen om stiekem een stukje suiker te pakken! Ziet u, zoiets moet men op de juiste wijze opvatten, want zo’n kind dat uit zijn stoel klimt en een stukje suiker pikt, heeft zeer zeker iets in zijn lever niet in orde. Eenvoudig het voorval dat het kind wat suiker steelt, bewijst dat ergens in de lever iets niet in orde is.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – Dornach, 2 augustus 1924 (bladzijde 123-124)
Eerder geplaatst op 12 mei 2017 (5 reacties)