Kamaloka: Wie pijn zaait, zal pijn oogsten

Dat men zijn afgelopen, laatste leven na de dood in alle details terugbeleeft heeft de zin dat men nu zijn eigen handelingen waarlijk leert kennen, doordat men de uitwerkingen ervan aan zichzelf beleeft. Want nu doet zich voor de mensen bij iedere handeling de zielstoestand voor, die degene gehad heeft tegen wie de handeling gericht was. U beleeft de smarten en vreugden die u andere mensen bereid heeft van binnen uit. Niets van wat men anderen toegevoegd heeft is er dat niet in het kamaloka ( oord der begeerten, vagevuur) tot eigen belevenis wordt. Hier geldt de zin: Wat u zaait, dat zult u oogsten.

Neemt u voor dit terugwerkende beleven een voorbeeld: de vivisectie. Deze hangt nauw samen met de materialistische richting van de huidige wetenschap. Een arts uit de middeleeuwen zou het zeer dwaas zijn voorgekomen om het leven te bestuderen doordat men in een levend lichaam snijdt en het leven vernietigt. In die tijd waren nog veel mensen en in het bijzonder artsen helderziend en zij zagen derhalve door het fysieke lichaam heen. Dit waarnemingsvermogen ging echter verloren en doordat de mensen niet meer in het innerlijk van het organisme schouwen konden, begonnen ze erin te snijden en te ontleden. Wie echter vivisectie pleegt, die snijdt in levend leven. Na de dood doet zich karma, de wet van oorzaak en uitwerking, gelden. De bedoeling, die tot de vivisectie voert, komt daarbij minder in beschouwing. De vivisectiepleger heeft de gevolgen van zijn daden aan zichzelf te beleven. Alle afzonderlijke pijnen die hij de dieren aangedaan heeft, moet hij in het kamaloka nu zelf uithouden en doormaken. De wetenschappelijke bedoeling wordt pas later in het karma verweven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Leipzig, 3 juli 1906 (bladzijde 151)

PS Er komen hierbij wel rare vragen in mij op. Hoe staat het met artsen en medisch personeel die vaak noodgedwongen aan zieken pijnlijke behandelingen moeten laten ondergaan?

En is het omgekeerde ook waar? Het genot dat men anderen geeft, beleeft men dat zelf ook na de dood? Stel bijvoorbeeld een kok die een heerlijke maaltijd bereidt waar velen van genieten. Beleeft die kok al dit genot dan na de dood?

 

1280x1280 (1)

Eerder geplaatst op 23 augustus 2013  (14 reacties)

 

 

Kamaloka

Kamaloka is een afgewenningstijd voor de mens, omdat hij zijn begeerten afleggen moet, om zich in de geestelijke wereld in te leven. Deze kamalokatijd duurt bij de mensen langere of kortere tijd, naar gelang hij met het afwennen van begeerten gereed is. Het komt hierbij erop aan, hoe de mens zich al in zijn leven aangewend heeft, zijn begeerten te regelen, en hoe hij geleerd heeft in het leven te genieten en af te zien (Duits: zu verzichten). Er zijn echter genietingen en begeerten van lagere en hogere aard. Genietingen en begeerten waarvan voor de bevrediging het fysieke lichaam het eigenlijke instrument niet is, noemen we hogere genietingen en begeerten, en deze behoren niet bij diegenen, die de mens zich na de dood af moet wennen. Slecht zo lang als een mens nog iets heeft, wat hem naar het lichamelijke bestaan trekt -lagere genietingen-, zo lang blijft hij in het astrale leven van de kamalokatijd. Wanneer hem dan niets meer trekt naar deze afgewenningstijd, dan is hij vaardig geworden om in de geestelijke wereld te leven. Het verblijf van de mensen in deze kamalokatijd duurt ongeveer even lang als een derde van de tijd van het afgelopen leven.

Het hangt er daarom vanaf hoe oud de mens was toen hij stierf, dus hoe lang hij op aarde geleefd heeft. Toch is deze kamalokatijd volstrekt niet alleen een gruwelijke en onaangename tijd. In ieder geval wordt de mens daardoor onafhankelijker van de lichamelijke begeerten en hoe meer hij zich reeds in zijn leven onafhankelijk gemaakt heeft en zich interesse in het beschouwen van geestelijke dingen eigengemaakt heeft, des te lichter zal deze kamalokatijd voor hem verlopen. Hij wordt daardoor vrijer, zodat de mens dankbaar wordt voor deze kamalokatijd. Het gevoel van ontbering in het aardse leven wordt tot zaligheid in de kamalokatijd. Er komen tegenovergestelde gevoelens tevoorschijn, want alles wat men in het leven geleerd heeft graag te ontberen, wordt in de kamalokatijd tot genot.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 – (bladzijde 56,57)

Eerder geplaatst op 11 juni 2018 (3 reacties)

 

Vivisectie. Als de mensen wisten wat ze deden, zouden ze het nooit doen.

Dat men zijn afgelopen, laatste leven na de dood in alle details terug beleeft heeft de zin dat men nu zijn eigen handelingen waarlijk leert kennen, doordat men de uitwerkingen ervan aan zichzelf beleeft.  Want nu doet zich voor de mensen bij iedere handeling de zielstoestand voor, die degene gehad heeft tegen wie de handeling gericht was. U beleeft de smarten en vreugden die u andere mensen bereid heeft van binnen uit. Niets van wat men anderen toegevoegd heeft is er dat niet in het kamaloka (oord der begeerten, vagevuur) tot eigen belevenis wordt. Hier geldt de zin: Wat u zaait, dat  zult u oogsten.

Neemt u voor dit terugwerkende beleven een voorbeeld: de vivisectie. Deze hangt nauw samen met de materialistische richting van de huidige wetenschap. Een arts uit de middeleeuwen zou het zeer dwaas zijn voorgekomen om het leven te bestuderen doordat men in een levend lichaam snijdt en het leven vernietigt. In die tijd waren nog veel mensen en in het bijzonder artsen helderziend en zij zagen derhalve door het fysieke lichaam heen. Dit waarnemingsvermogen ging echter verloren en doordat de mensen niet meer in het innerlijk van het organisme schouwen konden, begonnen ze erin te snijden en te ontleden. Wie echter vivisectie pleegt, die snijdt in levend leven. Na de dood doet zich karma, de wet van oorzaak en uitwerking, gelden. De bedoeling, die tot de vivisectie voert, komt daarbij minder in beschouwing. De vivisectiepleger heeft de gevolgen van zijn daden aan zichzelf te beleven. Alle afzonderlijke pijnen die hij de dieren aangedaan heeft, moet hij in het kamaloka nu zelf uithouden en doormaken. De wetenschappelijke bedoeling wordt pas later in het karma verweven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Leipzig 3 juli 1906 (bladzijde 151)

PS   De titel is niet van Steiner, maar van mijzelf. 

Eerder geplaatst op 23 augustus 2013  (14 reacties)

Kamaloka – Het positieve ontwikkelt zich aan het negatieve (3 – slot)

Dus ik neem alle uitwerkingen van mijn daden waar en neem daardoor de kracht op om ze weg te werken. En in de tijd, die een derde deel van het vorige leven op aarde duurt, neem ik in mijzelf alle krachten op die kunnen worden uitgedrukt als het intense verlangen in ons, om in de nu onbelichaamde ziel alles te verwijderen wat de vervolmaking verstoort, omdat het de ziel terugwerpt in de ontwikkeling.

Als u dit doordenkt, dan zult u zien dat men zichzelf  het karma maakt, dat wil zeggen dat men in zich deze wens heeft om zo te worden dat kan worden uitgewist wat men waard vindt om uit te wissen. Dus het karma wordt juist in deze tijd voorbereid. We nemen in onze ziel de kracht op die we opnemen moeten tussen dood en nieuwe geboorte, om in de volgende incarnatie de configuratie van ons leven tot stand te brengen die we als de juiste kunnen beschouwen. […]

Want het positieve zich ontwikkelt aan het negatieve. Door in te zien wat men heeft aangericht, ontwikkelt men de krachten om het goed te maken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode – Berlijn, 18 november 1915 (bladzijde 46-47)

Eerder geplaatst op 4 mei 2018  (1 reactie)

Rudolf Steiner-1

Kamaloka – Het positieve ontwikkelt zich aan het negatieve (2 van 3)

Als u hier tussen geboorte en dood met zoveel honderden mensen geleefd heeft, dan hebben die vele honderden mensen iets door jou ervaren. Maar hier in het fysieke leven kunt u niet voelen wat anderen voelen en ervaren door u, maar wat u zelf ervaart door de anderen. Na de dood is het andersom. En dat is het essentiële, dat we bij de teruggang alles ervaren wat de anderen door ons hebben ervaren. Dus de uitwerkingen van het laatste aardeleven maken we door. En de taak van deze jaren ligt werkelijk erin dat we deze uitwerkingen ondergaan. 

Doordat we deze uitwerkingen doormaken, wordt het beleven van deze uitwerkingen in ons tot krachten. Dit gebeurt op de volgende manier. Stel dat ik iemand heb beledigd. Hij voelde zich daardoor bitter gestemd. Deze verbittering maak ik nu door tijdens de Kamaloka-tijd, ik beleef het als mijn eigen ervaring. Ja, nu ik het beleef, maakt zich  in mij de kracht geldend, die als tegenkracht moet worden beschouwd, dat wil zeggen, doordat ik deze bitterheid beleef, neem ik de kracht in mij op om deze verbittering uit de wereld weg te werken.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode – Berlijn, 18 november 1915 (bladzijde 46-47)

Eerder geplaatst op 3 mei 2018

28f38f8e4ee0480261e86a96dd6a55b2f3e2c8d1