Wie niet ingewijd is, weet eigenlijk altijd door een zekere innerlijke drang wat hij moet doen – ik zeg hiermee iets, dat u paradoxaal zal voorkomen. De mensen weten immers altijd wat ze moeten doen, ze voelen zich tot het een of het ander gedwongen! Bij degene die ingewijd is, wordt dat toch wel enigszins anders. In het leven doen zich bij allerlei aparte belevenissen zeer merkwaardige vragen voor. Als de mens de neiging voelt om iets te doen, voelt hij zich tegelijk gedwongen om het niet te doen. De donkere drang, die de meeste mensen tot het een of ander brengt, valt weg. Werkelijk, op een bepaalde trap van ingewijd-zijn zou men tot het inzicht kunnen komen, dat men tot zichzelf zou willen zeggen – als er niet nog iets anders bijkwam – : nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel zonder iéts te doen; ik ben nu veertig jaar en de rest laat me koud: ik heb helemaal geen behoefte meer om het een of ander te doen. Denkt u niet, dat de inwijding niet iets werkelijks is. Het is merkwaardig zoals de mensen vaak denken. Iedereen gelooft, dat als hij gebraden kip eet, dat dat een werkelijkheid is. Van de geesteswetenschap denken de meeste mensen dat het maar een theorie is en als zodanig werkt. Maar ze grijpt in het leven in en wat ik zo even noemde, was zo’n ingrijpen of inwerken in het leven.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 62-63)
Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius
had je deze niet al eens eerder geplaatst?
Ik geloof het niet, Kees, ik kan hem tenminste niet terugvinden.
Noe en, voor mij niieiw. Dank Ridzrd! Mien