Vóórdat iemand ingewijd is, vindt hij het ene belangrijk en het andere niet, onder invloed van een duistere drang in hem. De ingewijde zou het liefst op een stoel gaan zitten en de wereld zijn gang laten gaan, want – het komt er eigenlijk niet op aan of het een of het ander wel of niet gebeurt.
Dan is er dus alleen de correctie, waardoor de ingewijde niét op een stoel gaat zitten en de wereld zijn loop laat hebben en dat is: terug te zien in vroegere levens. Daaruit leest hij in zijn eigen karma de opgave voor zijn huidige aardeleven en wat zijn vroegere aardelevens hem opleggen, doét hij dan ook, bewust.
Hij laat het niet na omdat hij denkt dat zijn vrijheid erdoor beknot wordt, maar omdat hij door dat waarnemen van vroegere levens tevens ziet wat er tussen een dood en volgende geboorte gebeurd is en daardoor begrijpt hij dat het verstandig is om de vereiste vereffening tot stand te brengen. Hij zou zich niet vrij voelen, als hij niet in de gelegenheid zou komen om de opgaven uit het vorige aardeleven te vervullen.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 63)
Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius
Eerder geplaatst op 13 mei 2015