Nationaliteitsprincipe

Een uiterlijke, in het sociale denken optredend gevolg van het materialisme: het langzamerhand in de loop van de 19de eeuw opkomend nationaliteitsprincipe, dit pochen op de nationaliteit, dit uitsluitend leven willen in de nationaliteit. Dat is de oppositie tegen geest en ziel, want het geestelijk-psychische bekommert zich niet om de nationaliteit. De zielen die tegenwoordig in Europa leven, zijn in veel gevallen vroeger in Amerika geweest; de zielen die tegenwoordig voornamelijk in Japanse lichamen leven, die zouden in het geheel niet wat de ziel betreft op hun voorouders moeten wijzen, maar op de tijd van de volksverhuizingen in Europa. Ja, de Amerikanen zouden niet zo trots hoeven te zijn op hun voorouders, hun bloedverwante voorouders in Europa, maar zouden erop moeten wijzen, hoe ze geleefd hebben ten tijde van het mysterie van Golgotha in Azië en daar een nog niet doorchristende cultuur hebben meegemaakt, zodat zij het ook zijn die het christendom door uiterlijke traditie en uiterlijke opvoeding aannemen. Ook van deze kant is er nog een scherpe oppositie tegen het geestelijk-bovenzinnelijk opvatten van de wereld.

Bron: Rudolf Steiner – GA 202 – DER MENSCH IN SEINEM ZUSAMMENHANG MIT DEM KOSMOS – Dornach 14 december 1920 (bladzijde 154)