Iets doen en iets niet doen – Over de tien geboden

In feite zijn de tien geboden toch nog de belangrijkste van onze wetten. De tien geboden zijn, als we er nader op ingaan, op een zeer bijzondere wijze opgebouwd. Van de tien zijn er slechts drie zo opgesteld dat het wil zeggen: Je zult iets doen. – De andere zeven zijn zo opgesteld dat men zegt: Je zult iets niet doen. Daaruit blijkt dat de wereldmachten veel meer noodzaak zien om de mensen morele wetten te geven, die zeggen: Je zult iets niet doen -, dan wetten die zeggen: Je zult iets doen. – Want wat geboden wordt niet te doen, verhoudt zich tot wat geboden wordt te doen, als zeven tot drie. We kunnen dus zeggen: De moraliteit moet in het algemeen in de menselijke natuur zo werken dat zij in het bijzonder van het standpunt uitgaat te zeggen: Je zult iets niet doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15 januari 1912 (bladzijde 45)

Eerder geplaatst op 3 oktober 2014

Nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel (1 van 3)

Wie niet ingewijd is, weet eigenlijk altijd door een zekere innerlijke drang wat hij moet doen – ik zeg hiermee iets, dat u paradoxaal zal voorkomen. De mensen weten immers altijd wat ze moeten doen, ze voelen zich tot het een of het ander gedwongen! Bij degene die ingewijd is, wordt dat toch wel enigszins anders. In het leven doen zich bij allerlei aparte belevenissen zeer merkwaardige vragen voor. Als de mens de neiging voelt om iets te doen, voelt hij zich tegelijk gedwongen om het niet te doen. De donkere drang, die de meeste mensen tot het een of ander brengt, valt weg. Werkelijk, op een bepaalde trap van ingewijd-zijn zou men tot het inzicht kunnen komen, dat men tot zichzelf zou willen zeggen – als er niet nog iets anders bijkwam – : nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel zonder iéts te doen; ik ben nu veertig jaar en de rest laat me koud: ik heb helemaal geen behoefte meer om het een of ander te doen. Denkt u niet, dat de inwijding niet iets werkelijks is. Het is merkwaardig zoals de mensen vaak denken. Iedereen gelooft, dat als hij gebraden kip eet, dat dat een werkelijkheid is. Van de geesteswetenschap denken de meeste mensen dat het maar een theorie is en als zodanig werkt. Maar ze grijpt in het leven in en wat ik zo even noemde, was zo’n ingrijpen of inwerken in het leven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 62-63)

Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

Eerder geplaatst op 29 augustus 2013

Iets doen en iets niet doen – Over de tien geboden  

In feite zijn de tien geboden toch nog de belangrijkste van onze wetten. De tien geboden zijn, als we er nader op ingaan, op een zeer bijzondere wijze opgebouwd. Van de tien zijn er slechts drie zo opgesteld, dat het wil zeggen: Je zult iets doen. – De andere zeven zijn zo opgesteld, dat men zegt: Je zult iets niet doen. Daaruit blijkt dat de wereldmachten veel meer noodzaak zien om de mensen morele wetten te geven, die zeggen: Je zult iets niet doen -, dan wetten die zeggen: Je zult iets doen. – Want wat geboden wordt niet te doen, verhoudt zich tot wat geboden wordt te doen, als zeven tot drie. We kunnen dus zeggen: De moraliteit moet in het algemeen in de menselijke natuur zo werken, dat zij in het bijzonder van het standpunt uitgaat te zeggen: Je zult iets niet doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15 januari 1912 (bladzijde 45)

Eerder geplaatst op 1 augustus 2012

Nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel (1)

Wie niet ingewijd is, weet eigenlijk altijd door een zekere innerlijke drang wat hij moet doen – ik zeg hiermee iets, dat u paradoxaal zal voorkomen. De mensen weten immers altijd wat ze moeten doen, ze voelen zich tot het een of het ander gedwongen! Bij degene die ingewijd is, wordt dat toch wel enigszins anders. In het leven doen zich bij allerlei aparte belevenissen zeer merkwaardige vragen voor. Als de mens de neiging voelt om iets te doen, voelt hij zich tegelijk gedwongen om het niet te doen. De donkere drang, die de meeste mensen tot het een of ander brengt, valt weg. Werkelijk, op een bepaalde trap van ingewijd-zijn zou men tot het inzicht kunnen komen, dat men tot zichzelf zou willen zeggen – als er niet nog iets anders bijkwam – : nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel zonder iéts te doen; ik ben nu veertig jaar en de rest laat me koud: ik heb helemaal geen behoefte meer om het een of ander te doen. Denkt u niet, dat de inwijding niet iets werkelijks is. Het is merkwaardig zoals de mensen vaak denken. Iedereen gelooft, dat als hij gebraden kip eet, dat dat een werkelijkheid is. Van de geesteswetenschap denken de meeste mensen dat het maar een theorie is en als zodanig werkt. Maar ze grijpt in het leven in en wat ik zo even noemde, was zo’n ingrijpen of inwerken in het leven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 62-63)

Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

Iets doen en iets niet doen – Over de tien geboden

In feite zijn de tien geboden toch nog de belangrijkste van onze wetten. De tien geboden zijn, als we er nader op ingaan, op een zeer bijzondere wijze opgebouwd. Van de tien zijn er slechts drie zo opgesteld, dat het wil zeggen: Je zult iets doen. – De andere zeven zijn zo opgesteld, dat men zegt: Je zult iets niet doen. Daaruit blijkt dat de wereldmachten veel meer noodzaak zien om de mensen morele wetten te geven, die zeggen: Je zult iets niet doen -, dan wetten die zeggen: Je zult iets doen. – Want wat geboden wordt niet te doen, verhoudt zich tot wat geboden wordt te doen, als zeven tot drie. We kunnen dus zeggen: De moraliteit moet in het algemeen in de menselijke natuur zo werken, dat zij in het bijzonder van het standpunt uitgaat te zeggen: Je zult iets niet doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15 januari 1912  (bladzijde 45)