Het eerste dat men moet leren is een zelfstandig en juist denken

Het eerste dat men moet leren om in de geestelijke wereld binnen te gaan, is een juiste wijze van denken. Hoe wij dat bereiken, daarover zullen wij het later nog hebben; die vraagstukken zijn zeer ingewikkeld. Wij moeten vandaag eerst zo ver komen dat wij inzien wat het betekent allereerst een geheel zelfstandig denken te ontwikkelen. Daarvoor moet men veel afschaffen dat tot de hedendaagse opvoeding behoort, want de hedendaagse opvoeding bestaat juist uit onzelfstandig denken, denken dat afkomstig is van het Latijn. Denkt u vooral niet dat wat tegenwoordig aan socialistische theorieën wordt ontwikkeld een uiting van vrij denken is. Die hebben allen hun kennis opgedaan uit dat wat het Latijn is voortgekomen; daarvan zijn zij zich alleen niet bewust. Een arbeider kan zich best het een of ander voornemen met zijn wil, nietwaar; maar als hij begint te denken, dan denkt hij helemaal in bourgeoisbegrippen, en die zijn immers uit het Latijnse denken voortgekomen. Dus het eerste dat men hebben moet, is een zelfstandig denken.

En het tweede is dat men moet leren niet alleen op het ogenblik, in het heden te leven, maar altijd weer terug te kunnen gaan naar het leven dat men heeft geleid, tot in de kindertijd toe. Ziet u, wie in de geestelijke wereld wil doordringen, moet zichzelf vaak opdragen: ‘Nu moet je teruggaan naar de tijd dat je een jongen van twaalf jaar was. Wat heb je toen gedaan?’ En dat moet men zich dan niet oppervlakkig, niet alleen uiterlijk, maar tot in kleinigheden voorstellen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 350 – Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen/ Wie kommt man zum Schauen der geistigen Welt? – Dornach 28 juni 1923 (bladzijde 157)

Ook te vinden in Hoe komt men tot schouwen in de geestelijke wereld? (bladzijde 27) Vertaling: L.M. Mispelblom Beyer-van den Berg van Eysinga

Alles heeft in het leven een werking

Alles heeft in het leven een uitwerking. Begaat de mens een fout of een leugen, zelfs als hij zich er met zijn gewone bewustzijn niet van bewust is, dan is het toch in het onderbewustzijn aanwezig, waar het niet alleen voor de individuele mens, maar voor de gehele mensheidsontwikkeling als een destructieve kracht werkt. Evenzo als de mens zich met de krachten van de waarheid verbindt, werkt dat als levengevende kracht verder voor de gehele wereld- en mensheidsontwikkeling.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Heidenheim 30 november 1911 (bladzijde 238)

Opium

Bij opium is het zo dat het bijzonder sterk op het astrale lichaam werkt, en wel zo erop werkt dat de mens het uit het fysieke lichaam losmaakt. […] Het laat zijn fysieke lichaam voor enige tijd los, en dat ervaart de mens als een lustgevoel. Hij heeft niet de gewone dromen, maar hij neemt de geestelijke wereld waar. Hij maakt grote reizen door de spirituele wereld. […] En de Oosterlingen hebben veel van wat ze – op niet juiste wijze, maar toch van de geestelijke wereld – beschrijven, door opiumgenot, hasjiesj en dergelijke verkregen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 352 – Natur und Mensch in geisteswissenschaftlicher Betrachtung – Dornach 20 februari 1924 (bladzijde 153)

Honing

Op de mens, vooral als we oud worden – bij het kind is het de melk, die zo werkt -,  werkt de honing op uiterst gunstige wijze op ons. Het bevordert namelijk onze lichamelijke organisatie (Duits: Gestaltung). Daarom is voor mensen, die oud geworden zijn, de honing buitengewoon aan te bevelen. Alleen moet men er zich niet aan overeten. Eet men er te veel van, geniet men het niet alleen als een toevoeging, dan vormt men te veel in de lichamelijke organisatie. Dan wordt het lichaam broos en krijgt men allerlei ziekten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 351 – Mensch und Welt Das Wirken des Geistes in der Natur – Dornach 26 november 1923 (bladzijde 144-145)

Geestesziekte/Erfelijkheid

De mensen verwonderen zich erover, dat geestesziekten zoals men ze noemt, door erfelijkheid ontstaan. Geestesziekten zijn echter altijd lichamelijke ziekten, die zich dadurch ausdrücken (?), dat het lichaam zijn functies niet naar behoren uitvoert. De geest wordt niet ziek, de ziel ook niet; geestesziekte is altijd iets fysieks. Dus de mensen verwonderen zich erover, dat iemand, zoals men zegt, geestesziek wordt door overerving. Jazeker, de mens wordt geestesziek door erfelijkheid. Als de ouders, in het bijzonder de moeder, aan tuberculose lijden, of als ze aan een andere ziekte, bijvoorbeeld aderverkalking lijden – dat komt in de jeugd wel minder voor, maar het komt voor bij sommige mensen –, als dus de ouders lijden aan tuberculose, aan aderverkalking, dan zullen de kinderen niet weer aan tuberculose of aderverkalking lijden, maar ze kunnen geestesziek worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit – Dornach 24 oktober 1922 (bladzijde 39-40)