Het geweten geeft aan of we terugschrikken zullen of dat we gelukkig zullen zijn (Duits: beseligt sein werden), als we in het devachan onze handelingen zullen kunnen aanzien. Het geweten is dus een soort profetisch voorgevoel van hoe we onze daden na de dood zullen ervaren.
Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Breslau, 3 februari 1912 (bladzijde 69)
Daarom heet het geweten, vanuit een vorig leven weten we wat er gaat gebeuren na onze dood.
Het is de kleine wachter die onze eigen dubbelganger is , en die Steiner ook de ‘doodsengel’ noemt , ik ben hem en hij is mij … en die ons begeleidt ,die dient gepasseerd te worden zoniet keren wij terug om ons verder te vervolmaken en nog het karma af te leggen dat nog nodig is , want zegt deze wachter en zo spreekt hij tot ons :
“Mijn drempel is echter opgetrokken uit ieder gevoel van vrees dat nog in je is, iedere vorm van schroom jegens de kracht die nodig is om de volle verantwoordelijkheid voor al je doen en denken zelf op je te nemen. Zolang je nog een spoor van vrees voelt om zelf leiding te geven aan je lot, zolang is deze drempel nog niet afgebouwd. Zolang er nog een enkele bouwsteen aan
ontbreekt, zou je als betoverd bij deze drempel moeten blijven staan of struikelen. Probeer deze drempel niet eerder te over schrijden dan wanneer je vrij bent van alle angst en bereid tot het nemen van de hoogste verantwoordelijkheid.
Tot nu toe trad ik alleen buiten je wanneer de dood je uit een aardse levensloop wegriep. Maar ook dan was mijn gestalte voor jou versluierd. Alleen de lotsmachten die over je heersten zagen mij en konden, naar de maatstaf van mijn uiterlijk, in de tijd tussen de dood en een nieuwe geboorte krachten en vermogens in je ontwikkelen, opdat je in een volgend leven op aarde
aan de verfraaiing van mijn gestalte kon werken, ten dienste van je verdere ontwikkeling. Ik was het ook wiens onvolmaaktheid de machten van het lot steeds weer dwong jou in een nieuwe
belichaming op aarde terug te brengen. Stierf je, dan trad ik naar voren; en omwille van mij bepaalden de bestuurders van het karma jouw wedergeboorte. Alleen als jij mij door steeds
nieuwe levens op deze wijze onbewust tot volledige volmaaktheid had gebracht, zou je niet meer aan de doodsmachten zijn overgeleverd; dan had jij je geheel met mij verenigd en zou je in eenheid met mij tot de onsterfelijkheid zijn overgegaan.
Zo sta ik nu zichtbaar voor je, zoals ik steeds onzichtbaar in je stervensuur naast je stond. Als je mijn drempel overschreden hebt, betreed je de rijken die je vroeger pas na de fysieke dood
betrad. Je betreedt ze bij vol bewustzijn en je zult voortaan, terwijl je uiterlijk zichtbaar op aarde vertoeft, tegelijk ook vertoeven in het rijk van de dood, maar dat is het rijk van het
eeuwige leven. Ik ben werkelijk ook de engel des doods; maar zie, ik ben tegelijk de brenger van een onuitputtelijk hoger leven. Levend in het lichaam zul je door mij sterven, om je
wedergeboorte tot een onvergankelijk bestaan te beleven.
Het rijk dat nu betreedt, zal je bekend maken met wezens van bovenzinnelijke aard. Diepe vervulling zal jou in dit rijk ten deel vallen. Maar de eerste kennismaking met deze wereld moet
ikzelf zijn, ik die door jou ben geschapen. Vroeger leefde ik van jouw leven; maar nu ben ik door jou ontwaakt tot een eigen bestaan en sta ik voor jou als een zichtbaar richtsnoer voor je toekomstige daden, wellicht ook als een altijddurend verwijt.
Jij kon mij scheppen; maar daarmee heb je tegelijk ook de plicht op je genomen mij te herscheppen.’”
[ De weg tot inzicht in hogere werelden ” , GA 10 R Steiner ]
Zelfkennis dus!
The essence of Rosicrucian training may be described in two words: true self-knowledge. The Rosicrucian pupil has to distinguish two things, not merely theoretically but practically, so that they become part of his everyday life. There are two forms of self-knowledge — the lower form, called by the Rosicrucian pupil “self-mirroring”, which should serve to overcome the lower self, and the higher form of self-knowledge which is born out of self-renunciation.
What is the lower form of self-knowledge? It consists in the recognition of our everyday self, of what we are and of what we bear within us: in other words, an examination of our own soul-life. But we must make it quite clear to ourselves that by this means we cannot reach the higher self. When we look into ourselves we see only what we are, and that is just what we have to grow out of in order to surmount the ordinary self. But how is this to be done? Most people are convinced that their characteristics are the best, and anyone who lacks these characteristics is uncongenial to them. Once a person has outgrown this idea, not only in theory but in feeling, he will be on the way to true self-knowledge.
Voor een dergelijk wezen kan ik alleen maar dankbaarheid en devotie voelen…. Ik ben blij dat deze wachter er is en bij mij wil zijn.
Boeiende tekst Henri!
Zo las ik deze week in ‘Opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie GA 34 :
‘Dat wat men ‘geweten’ noemt, is niets anders dan het resultaat van de arbeid van het ‘ik’ aan het levenslichaam gedurende een reeks van incarnaties.
Wanneer de mens inziet, dat hij de een of andere daad niet moet verrichten en wanneer dit inzicht een zo sterke indruk op hem maakt, dat deze zich tot in zijn etherlichaam voortplant, dan ontstaat geweten’.
Zo gaan we dan bij omwerking van het astrale lichaam (het leren) over naar het geestzelf of manas.
Omwerking van het etherlichaam (her-vorming van gewoonten, temperament, karakter en geheugen enz.) ontwikkelt men tot levensgeest of budhi.
Op een nog hogere trap verwerft de mens in zijn fysieke lichaam diepgaande omwerkingen bijvoorbeeld in zijn bloedsomloop en polsslag : geestmens of atman.