Hier op aarde is antroposofie om zo te zeggen een soort theorie en het ontgaat de mensen voor het bewustzijn in waaktoestand wat spiritueel actief is, wat echter objectief aanwezig is. Na de dood is de mens rechtstreeks waarnemer hoe de krachten, die hij met de spirituele leringen tijdens het leven op aarde opneemt, feitelijk organiserend werken, activerend, krachtgevend werken op datgene in zijn wezen dat daarna er zijn kan, wanneer hij zich weer op een nieuwe incarnatie voorbereidt.
Zo worden de spirituele leringen in de mensheidsevolutie opgenomen. Als echter deze spirituele onderrichtingen niet opgenomen zouden worden – tegenwoordig is het nog voldoende, als weinigen het opnemen, maar meer en meer mensen moeten het in de toekomst opnemen -, dan zouden langzamerhand de mensen, als ze weer naar een aarde-incarnatie terugkeren, niet genoeg levengevende krachten hebben, die ze dan nodig hebben. Er zou decadentie, een verkommering in de latere incarnatie optreden. De mensen zouden snel verwelken, vroeg rimpels krijgen en zo meer. Een decadentie, een wegkwijnen van de fysieke mensheid zou optreden, als de spirituele krachten niet zouden worden opgenomen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 10 december 1912 (bladzijde 89-90)