Het zou een slechte zaak zijn als er alleen maar mensen zouden zijn, die kunstenaar zijn, of als al diegenen die geloven dat ze als kunstenaar erkenning zouden moeten krijgen, werkelijk erkenning zouden krijgen. Ik zou wel willen weten wat er dan van het leven terecht zou moeten komen. Genialiteit is weliswaar noodzakelijk voor het leven, maar ook burgerlijkheid (Philistrosität) is noodzakelijk voor het leven.
En zou er geen burgerlijkheid bestaan, dan zou er waarschijnlijk ook zeer spoedig geen genialiteit meer bestaan. De categorieën “goed” en “slecht” kan men niet zo zonder meer in het leven laten gelden, want het leven is veelvormig. Praten kan men veel, maar men zou eigenlijk niet anders moeten praten dan over wat aan het leven zelf ontleend is.
Bron: Rudolf Steiner – GA 337b – Soziale Ideen/Soziale Wirklichkeit/Soziale Praxis – Dornach, 30 augustus 1920 (bladzijde 109)
Eerder geplaatst op 7 september 2016
Ik heb een probleem met het woord filister in de letterlijke tekst staat er Banausentum wat zoveel betekent als cultuur barbaar of een cultureel ongevormd persoon.
En we moeten ons afvragen wat een cultuur is, in een omgeving waar alles door atheïsten en nihilisten dan wel multikul figuren bepaald worden. De echte kunstenaars worden niet meer als zodanig erkend zoals Anton Pieck, of Carel Willink (Magisch realisme daarom vind ik Hubert La,po zo goed) de rest van de zogenaamde kunstenaars op een paar uitgezonderd zijn conformisten van de atheïstische stroming
Weliswaar is er in het vertaalde citaat geen sprake van het woord ‘Philister’ maar evenmin van ‘Banausentum’ (dat wordt even gebezigd in de alinea net ervóór). Ridserd geeft ook aan tussen haakjes, welk woord er wel staat: Philistrosität; net als Banausentum komt het overeen met ‘Spieszbürgertum’ , dat eigenlijk nog een haartje erger is dan burgerlijkheid: kleinburgerlijkheid of bekrompenheid. Maar het is noodzakelijk in een samenleving, drukt Rudolf Steiner ons op het hart. Een prachtig voorbeeld waarnaar verwezen werd op de site die ik raadpleegde, is de roman ‘die Familie Buchholz in Italie’ van Julius Stinde, een satire op een gegoede burgerlijke familie die ‘Erhohlung’ zoekt in Italië in de eerste plaats wegens vaders rheuma. Ik herinner dat mijn hele familie zich op de romans over de Buchholzens had gestort. Ik als lagere school jongetje kon slechts meegenieten door wat men elkaar onder veel vrolijkheid vertelde, want ik was het lezen in Duits, laat staan in gotisch schrift nog niet machtig.
Beste Walter,
Het gaat mij niet om de bekrompenheid als zodanig maar aan de elitaire positie van “kunstenaars de overgewaardeerde bevolkingsgroep kan nu niet meer in de schaduw staan van de kunstenaars van Steiner en daarvoor.