Van geluk zie ik graag af

In het boek Brieven van Rudolf Steiner las ik de volgende opmerkelijke zinnen uit een brief van Steiner aan zijn eerste echtgenote Anna Eunike.

Ik moest vaak denken aan jouw woorden voor je afscheid, afgelopen maandag. Geloof toch werkelijk niet, lieve Anna, dat ik naar datgene streef wat men geluk noemt. Van geluk zie ik graag af. Te denken dat ik naar geluk streef is een misvatting. Ik wil productief zijn en werken zoveel ik kan. En anders wil ik niets. (brief 595 – Berlijn, 6 februari 1904)

De vraag is wat die woorden van Anna Eunike dan geweest zijn. Dat wordt enigszins duidelijker in een volgende brief van Steiner aan haar.

Maar jij zelf, lieve Anna, hebt de laatste tijd een verkeerde kijk op alles. Anders had je niet kunnen zeggen dat je wilt dat ik gelukkig word. Begrijp me niet verkeerd. Ik weet dat je dat meent. Maar ik streef er werkelijk niet naar persoonlijk gelukkig te worden. Ik wil alleen begrepen worden. Maar mij zelf –als persoon- moeten de mensen links laten liggen. (brief 596 – Berlijn, 14 februari 1904)

Bron: Rudolf Steiner – GA 39 – BRIEFE – BAND II 1890-1925 (blz. 432-433)

Nederlandstalig: Rudolf Steiner – Brieven (blz. 241-242)

Vertaling: Hylcke Brandts Buys en Leonard Beuger

 AnnaEunike

Anna Eunike (1853 – 1911)

Eerder geplaatst  op 13-10-2012  (13 reacties)

Devachan – Oneindig geluk

Zo zien we dat in het devachan (toestand tussen aardse levens, geestelijke wereld, godenland, hemel) het leven zijn onbevredigende karakter in werkelijkheid geheel verliest. Juist ook zonder de egoïstische, aardse maatstaven van de mens kan hij het leven daar toch ervaren als iets dat hem vervult met een gevoel van oneindig geluk. Daar komt nog bij dat het bevrijd zijn van het fysieke lichaam, van de lagere wezensdelen waarin de mens hier op aarde als het ware gevangen zit, al een gevoel geeft van groot geluk. Alleen al dat deze aardse grenzen doorbroken zijn, dat je niet meer aan je fysieke lichaam bent gekluisterd, is een voortdurende bron van vreugde. Het devachan is daardoor een tijd  waarin de mens zich zo veelzijdig, zo vrij en onbekommerd in alle richtingen kan ontplooien als hij hier op aarde nog nooit heeft meegemaakt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – De theosofie van de Rozenkruisers – München, 29 mei 1907 (blz. 54)

Vertaling Gerrit Zunneberg

Eerder geplaatst op 13 juni 2013  (2 reacties)

522x840

Leven ten koste van anderen

Vandaag de dag denken veel mensen er nog niets bijzonders bij als ze zich ten koste van andere mensen verrijken, op kosten van anderen leven. Niet alleen dat de mensen dit ten koste van anderen leven niet bijzonder in een morele zelfkritiek betrekken, ze denken er niet eens over na. Als ze er namelijk over nadachten, dan zouden ze vinden dat men veel meer ten koste van anderen leeft dan de mensen gewoonlijk menen. Iedereen leeft namelijk ten koste van anderen.

Nu zal zich het bewustzijn ontwikkelen dat het leven ten koste van anderen ook in de gemeenschap hetzelfde betekent als wanneer zich een of ander orgaan in een organisme zich ten koste van een ander orgaan op onrechtmatige wijze ontwikkelt, en dat het geluk van de afzonderlijke mens in werkelijkheid niet mogelijk is zonder het geluk van het geheel. 

Dat vermoeden tegenwoordig natuurlijk de mensen nog niet, maar dat moet geleidelijk aan een basisgedachte zijn van een werkelijk menselijke moraal. Vandaag de dag streeft ieder zijn eigen geluk in de eerste plaats na, denkt er niet aan dat het eigen geluk in wezen slechts mogelijk is bij het geluk van alle anderen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Erdensterben und Weltenleben – Berlijn, 19 maart 1918 (bladzijde 111)

Eerder geplaatst op 17 januari 2018

rudolf-steiner-around-1922-649x819

Van geluk zie ik graag af. Te denken dat ik naar geluk streef is een misvatting. Ik wil productief zijn en werken zoveel ik kan. En anders wil ik niets. (Uit een brief van Steiner aan Anna Eunike. Berlijn, 6 februari 1904)

Vreugde en geluk is geen verdienste, maar een genade

Vreugde en geluk worden ons geschonken als een genade. De mens die in zijn karma vreugde en plezier opvat als wilden de goden hem onderscheiden en hem verheffen boven alle anderen, die zal het tegenovergestelde bereiken. We mogen het in geen geval zo opvatten alsof het ons toebedeeld zou worden met de bedoeling om ons als bevoorrecht boven anderen te houden. We moeten het zo opvatten dat de vreugden aan ons toebedeeld worden als een aanleiding om het als een genade van goddelijk-geestelijke wezens te voelen.

Dus dit gevoel in onszelf dat het een genade is, dat betekent een stap voorwaarts, het andere zou ons wezenlijk terugwerpen in onze ontwikkeling. De mens moet niet geloven dat hij tot lust en vreugde kan komen door bijzondere voorrechten van zijn karma, maar hij moet bedenken dat hij slechts daartoe kan komen doordat hij geen verdiensten heeft.

We moeten vooral juist dan werken van barmhartigheid doen, wat we dan beter kunnen doen dan wanneer we leed en pijn ondergaan. De aanwijzing dat we ons de genade waardig zouden moeten maken, dat is het wat ons vooruit brengt. De mening van vele mensen dat degene die van vreugde vervuld en rijk is dat zou hebben verdiend, is dus niet gerechtvaardigd; dat moet juist vermeden worden. Ik verzoek u dit als een aanduiding te nemen, waardoor een misverstand vermeden kan worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 9 februari 1912 (bladzijde 260-261)

Eerder geplaatst op 25 december 2016

Op aarde is meer of minder persoonlijk geluk mogelijk op kosten van anderen, in het devachan is dat uitgesloten

Er is voor de gestorvene met betrekking tot degenen die nog op aarde zijn geen bewusteloosheid: hij kan zijn handel en wandel (Duits: Tun) zelfs volgen. Aards-fysieke kleuren en vormen ziet de in het devachan zich bevindende natuurlijk niet, aangezien hij geen fysieke organen meer heeft in het devachan. Alles echter in de fysieke wereld heeft zijn geestelijk tegenbeeld in het geestgebied, en dat neemt de voorgegane overledene waar. Iedere handbeweging in de fysieke wereld, […], bewust of onbewust, iedere verandering aan de fysieke mensen heeft een geestelijk tegenbeeld, dat hij in het devachan waarnemen kan.

Het bestaan in het geestgebied is niet een soort van droom of slaap, maar het is zeer zeker een bewust leven. De mens ontvangt in het devachan de aanleg (Duits: Anlagen) en impulsen om met de geliefden in een nauw verband te blijven, om ze in een latere incarnatie weer op aarde te vinden. Dat is vaak de zin van de incarnatie op aarde om steeds intiemere banden aan te knopen. Het samenleven in het devachan is minstens even intiem als elk leven hier. Het meevoelen in het devachan is veel krachtiger, intiemer dan op de aarde; de smart beleeft u daar mee als uw eigen smart.

Op aarde is meer of minder persoonlijk geluk mogelijk op kosten van anderen, in het devachan is dat uitgesloten. Daar zou het ongeluk dat iemand een ander bereidt om zelf gelukkig te zijn, op hem terugstralen en men zou werkelijk niet ten koste van anderen gelukkig kunnen zijn. Dat is de vereffening die van het devachan uitgaat. De impuls om de broederlijkheid op de aarde te realiseren, brengt u van daaruit mee. Wat in het devachan een vanzelfsprekende wet is, dat moet op de aarde als een taak verwerkelijkt worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 109 –  Das Prinzip der spirituellen Ökonomie im Zusammenhang mit Wiederverkörperungsfragen – Boedapest, 7 juni 1909 (bladzijde 198-199)

Eerder geplaatst op 4 november 2016 (10 reacties)