Het gevaar van hypnotiseren

Op het moment van de dood doet zich voor de mens iets merkwaardigs voor: een korte tijd herinnert de mens zich alle belevenissen in het zojuist afgelopen leven. Als een groot tableau staat in een enkel ogenblik zijn hele leven voor zijn ziel. Iets dergelijks gebeurt in het leven van de mensen alleen in zeer zeldzame gevallen, en alleen dan als hij in levensgevaar verkeert of een grote schrik krijgt; bijvoorbeeld iemand die bijna verdrinkt of in een afgrond dreigt te storten, ziet op het moment van de naderende dood zijn leven voor zijn ziel staan.

Een ander soortgelijk verschijnsel is het eigenaardige, prikkelende gevoel als een lichaamsdeel ingeslapen is. Waardoor komt dit? Dit komt door een losraken van het etherlichaam. Als een deel, bijvoorbeeld een vinger, slaapt, dan ziet de helderziende naast de vinger een tweede vinger uitsteken; dat is het etherlichaam dat zich op deze plaats losgemaakt heeft en er uitsteekt.

Daarin ligt ook het grote gevaar van hypnotiseren, omdat hierbij de hersenen aan hetzelfde proces onderhevig zijn als bij de slapende vinger. Aan beide kanten van het hoofd ziet de helderziende, als twee kwabben of zakken, het losgemaakte etherlichaam er buiten hangen. Als het hypnotiseren vaak wordt herhaald, dan ontstaat de neiging van het etherlichaam om zich los te maken, wat grote gevaren met zich kan meebrengen. De betrokken personen worden meestal onvrij, dromerig, hebben aanvallen van duizeligheid enzovoort.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 24 augustus 1906 (bladzijde 31)

Eerder geplaatst op 8 november 2016

Vermomde eigenliefde

Het weliswaar hartverwarmende, maar egoïstische gepraat dat wij onze naaste moeten liefhebben en deze liefde ook bij iedere gelegenheid moeten laten blijken, dat vormt nog niet het sociale leven. In de meeste gevallen is dat een zeer egoïstisch soort liefde. Menigeen ondersteunt zelfs, met datgene wat hij, je zou kunnen zeggen, eerst heeft buitgemaakt, met aartsvaderlijke goedertierenheid zijn medemensen, om daardoor een object te scheppen voor zijn eigenliefde, omdat hij zich dan van binnen kan warmen aan de heerlijke gedachte: ‘Wat ben ik toch een goed mens!’ Maar hij komt niet op het idee, dat een groot deel van deze zogenaamde weldaden vermomde eigenliefde is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 186 – Sociale en antisociale impulsen in de mens – Bern, 12 december 1918 (bladzijde 169)

Vertaling: Wyts ten Siethoff

Eerder geplaatst op 7 oktober 2013

De schoolbanken van het leven

Een van de impulsen waarvoor wij als antroposofen enthousiast worden is immers, dat wij datgene wat de meeste mensen alleen maar voor de vroegste jeugd laten gelden, ook in de rest van ons leven in praktijk brengen: ook als we misschien al lang grijs geworden zijn, gaan we nog in de schoolbanken zitten, en wel in de schoolbanken van het leven. Dat is ook een van de verschillen met anderen, die geloven dat ze, wanneer ze tot hun vijf-, zesentwintigste alsmaar hebben geboemeld – pardon, ik moet zeggen: college hebben gelopen en hebben gestudeerd – voor hun hele verdere leven klaar zijn!

Hoogstens voor zijn eigen plezier ontwikkelt men zich daarna nog verder in de een of andere richting. Maar wanneer we langzamerhand doordringen tot de essentie van de geesteswetenschap, dan komt ons heel duidelijk voor ogen te staan dat de mens werkelijk zijn hele leven door moet leren, wil hij de opgaven van dit leven aankunnen. Het is heel belangrijk dat wij doordrongen zijn van dit gevoel. Als niet wordt afgerekend met het idee dat men alles reeds kan beheersen met de vermogens die men tot zijn twintigste of vijfentwintigste jaar heeft ontwikkeld, dat men daarna alleen maar in het parlement of waar dan ook bij elkaar hoeft te komen om over alles en nog wat besluiten te nemen – zolang deze opvatting stand houdt, kan er in de sociale structuur van de wereld niets heilzaams tot stand komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 186 – Sociale en antisociale impulsen in de mens – Bern, 12 december 1918 (bladzijde 166-167)

Vertaling: Wyts ten Siethoff

Eerder geplaatst op 6 oktober 2013

Een Rus in de politiek

Als een Rus in de politiek gaat wordt hij beslist ziek of hij sterft eraan. Hij heeft zo weinig aanleg voor politiek dat hij ziek wordt en er aan doodgaat. Dat is wel wat erg radicaal gezegd, maar dit verschijnsel doet zich voor. In de Russische volksziel is niets aanwezig, wat innerlijk verwantschap heeft met de degelijke politiek van de Engelse of de Amerikaanse volksziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 186 – Sociale en antisociale impulsen in de mens – Bern, 12 december 1918 (bladzijde 181)

Vertaling: Wyts ten Siethoff

Eerder geplaatst op 5 oktober 2013

Nationaliteit

Als we de blik richten op wat we het hogere zelf van de mens noemen, dan verliest de uitdrukking nationaliteit zijn betekenis. Want tot alles wat we afleggen als we door de poort van de dood gaan, behoort de gehele omvang van wat bedoeld wordt met nationaliteit. En als we in ernst spiritueel strevende mensen willen zijn, dan past het ons eraan te denken dat de mens, doordat hij door opeenvolgende incarnaties gaat, niet tot één, maar tot verschillende nationaliteiten behoort en dat wat hem verbindt met de nationaliteit behoort tot wat afgelegd wordt, afgelegd moet worden op het moment dat we door de poort van de dood gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157 – Menschenschicksale und Völkerschicksale – Berlijn, 31 oktober 1914 (bladzijde 28)

Eerder geplaatst op 31 oktober 2016