Er bestaat een leuke anekdote over hoe de verschillende volkeren natuurlijke historie, laten we zeggen bijvoorbeeld van een kangoeroe, studeren, of bijvoorbeeld van een dier in Afrika.
De Engelsman maakt een reis naar Afrika – zoals Darwin ooit, om tot de natuurwetenschap te komen, zijn wereldreizen gemaakt heeft -, en beschouwt het dier in de omgeving, waar het werkelijk leeft. Dan kan hij zien hoe het leeft, hoe zijn natuurlijke omstandigheden zijn.
De Fransman brengt het dier vanuit de wildernis in de dierentuin. Hij bestudeert het in de dierentuin; hij beschouwt het dier niet in zijn natuurlijke omgeving, maar in de dierentuin.
Maar de Duitser, wat doet die dan? Die bemoeit zich helemaal niet met het dier, hoe het eruit ziet, maar hij gaat in zijn studeerkamer zitten en begint na te denken. Het Ding an sich interesseert hem niet – in lijn met de Kantiaanse filosofie, zoals ik u onlangs verteld heb -, maar alleen wat in zijn hoofd is. Dan denkt hij er iets over uit. En nadat hij er lang genoeg over nagedacht heeft, zegt hij iets. Maar dat komt niet met de werkelijkheid overeen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 20 mei 1924 (bladzijde 273)
Eerder geplaatst op 5 september 2016
En wat doet de Nederlander?
Daar vraag je wat. Geen idee eigenlijk.
Steiner vertelt deze – toen reeds bestaande – anekdote om zijn stelling te onderbouwen: “Man denkt in Deutschland, aber man hat keinen Sinn dafür, die Wirklichkeiten zu beachten.” Hij zal daar indertijd zijn redenen voor hebben gehad, maar ik weet niet of je dat nu nog zeggen kan.
Die leer de kangoeroe een kunstje.
Beste Hapeen,
De Nederlander onderzoekt de zieligheidsgraad, daardoor observeert hij het dier het liefst in een kooitje om hem na het onderzoek vrij te laten in de natuur