De opeenvolging van de zich steeds herhalende incarnaties is niet oneindig. Er is een begin en een einde. Eens, in een ver verleden, ging de mens nog niet naar beneden voor zijn incarnaties. Toen kende hij geboorte en dood nog niet. Toen leidde hij een soort engelachtig bestaan, niet onderbroken door zulke ingrijpende veranderingen van zijn toestand, zoals het tegenwoordig door geboorte en dood bestaat. Maar even zeker zal voor de mensen een tijd komen dat hij voldoende ervaringen in de lagere werelden zal hebben verzameld om een voldoende gerijpte, verhelderde bewustzijnstoestand te hebben verworven, om in de verheven hogere werelden te kunnen werken, zonder gedwongen te zijn, weer in de lagere werelden onder te duiken.
Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 (bladzijde 61)
Eerder geplaatst op 1 augustus 2015 (22 reacties)
Om nog iets meer te detaileren schrift Steiner in ondermeer GA093 en GA196:
“De reïncarnatie is in de Lemurische periode(3e Wortelras) begonnen en zal weer stoppen aan het begin van het zesde wortelras. Er is slechts een bepaalde periode in de aardse ontwikkeling waarin de mens zich reïncarneert. Dit werd voorafgegaan door een buitengewoon spirituele toestand die geen reïncarnatie vereiste. , en zal opnieuw worden gevolgd door een geestelijke toestand die geen reïncarnatie vereist. ” (Lett .: GA 093, p.25)
en
Einde van de reincarnatie van de mens op aarde :Im 6. Jahrtausend, etwa um das Jahr 5700 und einiges….“De huidige mens blijft zich ontwikkelen tot het zevenentwintigste jaar. Hij begint zich dan in zijn ziel en geest te emanciperen van het “Seelisch- Geistigen“ . Dus emancipatie van het “Physisch-Leiblichen” is iets dat zich steeds meer zal ontwikkelen. Hieruit kun je zien dat de tijd zal komen dat mensen pas “entwickelungsfähig” zullen zijn tot hun veertiende jaar, wanneer de puberteit geen betekenis meer heeft voor de menselijke ontwikkeling. Het is een periode die zeker zal plaatsvinden. Hoe lang de geologen ook rekenen dat de ontwikkeling van de mensheid op aarde zal duren ; deze fysieke mensheid op aarde zal zich niet langer ontwikkelen dan het moment waarop deze bovengrens de leeftijd van veertien, dertien jaar heeft bereikt. Omdat vanaf dat moment de fysieke mensheid op aarde zich niet langer zal kunnen ontwikkelen. De vrouwen zullen niet langer kinderen krijgen. Dan zal de fysieke mensheid op aarde ten einde zijn. De tijd van het op aarde incarneren is dan voorbij.”(Lit.:GA 196, p. 59f)
Ik had bovenstaande ook al ergens gelezen , en er moet ergens een nederlandstalige vertaling van zijn hier nog meer …
Dornach, January 18, 1920
GA 196
De krachten waarvan de mens vandaag niet wil spreken in het tijdperk van het materialisme, zijn niettemin aan het werk in de fysieke wereld. Onze fysieke omgeving is gevormd en doordrongen niet alleen door de krachten die uitgaan van de spirituele wereld, van de Wezens van de hogere Hiërarchieën, maar krachten die voortkomen uit de doden dringen ook door in wat ons hier omringt en overvalt. Zodat een volledig en volledig overzicht van het leven van de mens alleen mogelijk is als we verder kijken dan wat ons verteld kan worden door kennis verkregen door de zintuigen en door de geschiedenis, hier op aarde.
Het bestaan van dergelijke krachten is uiteindelijk het enige dat de mens in zijn hele wezen en de hele loop van de menselijke evolutie op aarde kan verklaren. Er zal een tijd komen in de fysieke evolutie van de aarde – het zal na het jaar 5.700 zijn – wanneer, als hij zijn rechtmatige evolutie vervult, de mens niet langer de aarde zal betreden door te incarneren in lichamen die zijn afgeleid van fysieke ouders. In dat tijdperk zullen vrouwen onvruchtbaar zijn; kinderen zullen niet langer op de manier van vandaag worden geboren, als de evolutie op aarde zijn normale gang gaat.
Er mag geen misverstand bestaan over een dergelijk feit. Iets anders kan bijvoorbeeld tot stand komen. De Ahrimanische machten, die onder invloed van de impulsen die tegenwoordig bij mensen werken, extreem sterk worden, kunnen er misschien in een bepaald opzicht in slagen de aarde-evolutie te voorkomen. Het zou dan mogelijk worden voor mensen – geenszins voor hun bestwil – om na deze tijd in het zesde of zevende millennium in dezelfde vorm van fysiek leven te worden gehouden. Ze zouden veel meer op dieren lijken, terwijl ze in de greep van fysieke incarnatie blijven. Een van de pogingen van de Ahrimanische machten is om de mensheid te lang aan de aarde te binden om haar af te leiden van haar normale evolutie.
Als mensen echter echt gebruik maken van de beste mogelijkheden voor hun evolutie, dan zullen ze in het zesde millennium voor nog eens 2500 jaar een verbinding aangaan met de aardse wereld van een soort dat ze, inderdaad, nog steeds een relatie met de aarde, maar een relatie die niet langer tot uitdrukking komt in de geboorte van fysieke kinderen. Om de afbeelding grafisch te maken, zal ik het zo zeggen: in wolken, in regen, in bliksem en donder, zal de mens leven als een wezen van geest en ziel in de zaken van de aarde. Hij zal als het ware pulseren door de manifestaties van de natuur; en in een nog later tijdperk zal zijn relatie tot het aardse nog spiritueler worden.