Niemand kan door een religieus idee waanzinnig worden

Juist de geesteswetenschap moet over de zogenaamde geestesziekten iets te zeggen hebben. Ten eerste is de naam al niet juist gekozen. Men zou niet van geestesziekten moeten spreken. Verder zijn juist op dit gebied onder leken de grootste fouten verbreid, zowel in wetenschappelijke als ongeletterde kringen en hun literatuur. De verschijningsvormen worden voor de zaak zelf aangezien. Men spreekt van grootheidswaanzin, vervolgingswaanzin, godsdienstwaanzin. Deze termen verwijzen alle alleen naar de symptomen. Niemand kan door een religieus idee waanzinnig worden. 

Zo kunt u bijvoorbeeld de merkwaardige zin lezen: Hölderlin is door de disharmonie tussen de moderne en antieke wereldbeschouwing ziek geworden. Zou Hölderlin geen dichter zijn geweest, dan zou toch dezelfde soort waanzin over hem zijn gekomen, alleen zou deze anders, in andere ideeën tot uitdrukking zijn gebracht. Als iemand in religieuze ideeën leeft en dan ziek wordt, dan zullen zijn religieuze ideeën vervormen. Heeft hij in materialistische ideeën geleefd, dan vervormen zich deze. De reden voor de geestelijke stoornis wortelen diep in de menselijke natuur.

Bron: Rudolf Steiner – GA 55 – Die Erkenntnis des Übersinnlichen in unserer Zeit und deren Bedeutung für das heutige Leben – Berlijn, 31 januari 1907 (bladzijde 140)

Eerder geplaatst op 29 november 2014 

Bovenzinnelijke kennis voert niet weg van het gewone leven

Iemand die zo is dat hij alleen voortdurend in hogere werelden leeft of van hogere werelden droomt en de uiterlijke werkelijkheid niet ziet, is niet een geïnitieerde of ingewijde, maar hij is, hoewel wellicht alleen pathologisch in zijn ziel, maar toch pathologisch te noemen. Werkelijke ingewijdenkennis voert niet weg van het gewone fysieke leven en zijn specifieke omstandigheden, maar integendeel, het maakt een mens tot een nauwgezetter waarnemer dan men zonder het vermogen tot schouwen is.

En men kan wel zeggen dat als iemand geen gevoel heeft voor de gewone werkelijkheden, geen interesse heeft voor de details van het leven, geen interesse heeft voor de details in het leven van andere mensen, als hij zo “verheven” – ik zeg dit tussen aanhalingstekens -, als hij zo “verheven” heenzweeft boven het leven en zich niet bekommert om de details ervan, dan kan dit alleen een teken zijn dat het bij hem niet een werkelijk schouwen is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 234 –  ANTHROPOSOPHIE Eine Zusammenfassung nach einundzwanzig Jahren – Dornach, 9 februari 1924 (bladzijde 133)

Eerder geplaatst op 27 mei 2016

Er bestaat hierin een weg, waarlangs de mens tot het inzicht komt, dat hij aan de gehele wereld en aan alle wezens daarin schade berokkent, indien hij zijn krachten niet op de juiste wijze ontplooit

Het is met de geesteswetenschap geenszins zo gesteld, dat zij alleen de enkeling, alleen diens persoonlijk wel en wee zou aangaan. Juist door beschouwingen van de ware wetenschap van het verborgene uit verwerft de mens zich de zekerheid, dat van een hoger gezichtspunt uit het wel en wee van de enkeling innig samenhangt met het heil of onheil van de gehele wereld. Er bestaat hierin een weg, waarlangs de mens tot het inzicht komt, dat hij aan de gehele wereld en aan alle wezens daarin schade berokkent, indien hij zijn krachten niet op de juiste wijze ontplooit. Wanneer de mens zijn leven laat verdorren, doordat hij het verband met het bovenzinnelijke verliest, verwoest hij niet alleen in zijn eigen binnenste iets, waarvan het afsterven hem ten slotte tot vertwijfeling kan brengen, maar vormt hij bovendien door zijn zwakheid een hinderpaal voor de ontwikkeling der gehele wereld, waarin hij leeft.

 Bron:  Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 46) – Vertaling door Frits Wilmar (bladzijde 31)

Eerder geplaatst op 28 november 2014

In de toekomst draagt het gelaat het stempel van goed en kwaad

In de zesde periode (3573-5733 n. Chr.) van onze na-Atlantische aardeontwikkeling zullen de mensen met zeer specifieke, hun innerlijke morele kwaliteiten uitdrukkende lichamen worden geboren. Men zal de mensen ontmoeten en zal uit hoe ze eruit zien, weten: ze zijn in moreel opzicht zo en zo geaard. De morele fysionomie zal dan bijzonder sterk afgedrukt (Duits: ausgeprägt) zijn, terwijl wat tegenwoordig meer de fysionomie uitmaakt, meer zal zijn teruggetreden.

Tegenwoordig wordt de mens in zijn fysionomie veel door de overerving bepaald: hij vertoont gelijkenis met zijn ouders, voorouders en zijn volk en zo meer. Dat zal in het zesde tijdperk geheel en al geen betekenis meer hebben. Dan zal de mens zijn uiterlijk het stempel geven van de gevolgen van zijn incarnaties (Duits: Da wird der Mensch durch seine Inkarnationsfolge sich das Gepräge seines Aussehens geben).

De mensen zullen zeer verschillend zijn, maar ze zullen een scherp stempel van hun karakter hebben. Men zal precies weten: Je ontmoet nu een welwillend of een kwaadwillend mens. Zoals men in de tegenwoordige tijd weet: Je ontmoet nu een Italiaan of een Fransman-, zo zal men dan weten: Je ontmoet nu een kwaadaardig of een goedaardig mens, met de verschillende gradaties. – Dat zal dus steeds meer en meer zo zijn dat het morele zich in het gezicht uitdrukt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 254 – Die okkulte Bewegung im neunzehnten Jahrhundert und ihre Beziehung zur Weltkultur – Dornach, 7 november 1915 (bladzijde 261-262)

Eerder geplaatst op 27 november 2014

Angst/Logische Weerleggingen

Dat wat de mensen tegenwoordig zo vaak inbrengen tegen de resultaten van de geesteswetenschap komt eigenlijk voort uit een onbestemde, diep in de ziel zittende angst. De mensen zijn eigenlijk in feite bevreesd voor de resultaten van de geesteswetenschap. Alles wat de laatste eeuwen voortgebracht hebben in de menselijke beschaving is zo zeer in tegenspraak met deze spirituele wetenschap dat zij voor de meeste mensen als iets volledig onbekends aan de dag treedt. Voor het onbekende is men altijd bevreesd; maar men wil zich toch deze angst niet toegeven, en zo kleedt men deze angst in zogenaamde logische weerleggingen, in logische kritiek. Wie deze dingen doorzien kan, ziet overal dat de logica van de tegenstander van geesteswetenschap uiteindelijk niets anders is dan een verontschuldiging van de eigen ziel voor de vrees die men voor haar heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 284 – Bilder okkulter Siegel und Säulen – Penmaenmawr, 24  augustus 1923 (bladzijde 15-16)

Zie ook: Angst voor de waarheid

Eerder geplaatst op 26 november 2014