Karma/Erfelijkheid (2-slot)

We zullen dit in detail nagaan en daartoe naar onze hersenen zien. Als we dit instrument van ons voorstellings- en gedachtenleven beschouwen, dan erven wij het als fysiek instrument vanuit de lijn van onze voorouders. Het is zo in zijn fijnere windingen en kronkelingen gevormd vanuit de rij van onze voorvaderen. Tot op zekere hoogte zal de ziel altijd door innerlijke kracht kunnen overwinnen, wat niet bij haar past, en zijn werktuig aan zijn krachten kunnen aanpassen; maar slechts tot op zekere hoogte. De sterkere ziel kan dat meer, de zwakkere ziel kan het minder. En hebben wij door omstandigheden die kunnen voorkomen, de onmogelijkheid door onze zielskrachten de tegenwerkende gesteldheid en organisatie van de hersenen te overwinnen, dan kunnen wij het instrument niet naar behoren hanteren. Dan treedt op wat we zouden kunnen noemen: de onmogelijkheid dit instrument goed te gebruiken, in zekere zin een geestelijke afwijking, een geestelijke ziekte, zoals men het noemt. Er komt ook aan de dag, wat men een melancholisch temperament noemt, doordat bepaalde delen in ons organisme niet overwonnen kunnen worden door de krachten van de ziel die daartoe niet sterk genoeg zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn 26 januari 1909 (bladzijde 211-212)

Eerder geplaatst op 7 augustus 2012