Karma/Erfelijkheid (1)

Onze ziel die neerdaalt uit de geestelijke wereld wordt aangetrokken tot een ouderpaar, tot een familie, waar eigenschappen kunnen worden geërfd, die het meest verwant zijn aan de behoeften van de ziel. Maar zij zijn nooit helemaal hetzelfde als de behoeften van deze ziel. Dat is in ons lichaam niet mogelijk. Er is altijd een zeker niet-overeenstemmen tussen wat er is aan erfelijke krachten en aan wat de ziel in zichzelf heeft op grond van haar voorgaande levens. En het gaat er enkel om dat de ziel sterk genoeg is om alle in de lijn van de erfelijkheid gegeven weerstanden te overwinnen, dat het haar mogelijk is haar organisatie in de loop van het hele leven zo te vormen dat zij overwint wat niet bij haar past. Daarin zijn de mensen zeer verschillend. Er zijn zielen die door hun voorgaande levenslopen zeer sterk geworden zijn. Zulke zielen moeten nu eenmaal in het meest geschikte lichaam worden geboren, niet in het absoluut passende lichaam. Zij kan nu zo sterk zijn, dat zij alles wat niet bij haar past bij benadering overwint, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn 26 januari 1909 (bladzijde 211)

Eerder geplaatst op 6 augustus 2012