De geest is gewillig, maar het vlees is zwak…(Mattheüs 26:41)

De meeste mensen handelen niet tegen de moraal in om de reden dat ze niet weten wat moreel is, maar alleen omdat hun neigingen, driften, verlangens of hartstochten met hun morele inzicht in tegenspraak zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen / Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15 januari 1912 (bladzijde 48)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_143.pdf#view=Fit

1280x1280

Eerder geplaatst op 20 mei 2019 (1 reactie)

De geest wordt niet zwak, maar het instrument verslijt

Als de mensen ouder worden, worden ze niet zwak of zelfs zwakzinnig, maar ze worden geestelijker (Duits: geistig-seelischer). Alleen is dan het lichaam versleten en men kan niet het geestelijk-psychische, dat men gevormd heeft, door het lichaam tot openbaring brengen. Dat is vergelijkbaar met een pianist, die een steeds betere speler zou kunnen worden; als echter de piano versleten is, kan men daarvan niets merken. Als u alleen uit zijn pianospel zijn capaciteiten als pianist wilt kennen, de piano echter ontstemd is en gebroken snaren heeft, dan zult u uit zijn spel niet veel kunnen opmaken. Zo is Kant, toen hij een oude man en zwakzinnig was, voor de geestelijke wereld niet zwakzinnig, maar groots (Duits: glorios) geworden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Erdensterben und Weltenleben – Berlijn, 2 april 1918 (bladzijde 185)

 Immanuel-Kant

Immanuel Kant (1724-1804)

Eerder geplaatst op 15 maart 2019  (3 reacties)

Maurice Maeterlinck 

Kort geleden is een boek verschenen dat ik zeer zeker ter lezing zou willen aanbevelen, omdat het afkomstig is van een zeer geestrijk man en het bewijs kan leveren wat voor onzin geestrijke mensen ten aanzien van geestelijke dingen kunnen uitspreken. Ik bedoel het boek van Maurice Maeterlinck Over de dood. Onder velerlei dwaasheden, die erin staan, is ook de bewering dat, wanneer de mens eenmaal is gestorven, hij niet meer kan lijden, omdat hij dan een geest is en geen fysiek lichaam meer heeft. Een geest echter zou niet kunnen lijden. Het zou alleen het lichaam zijn dat lijdt. De geestrijke man Maeterlinck vleit zich dus met de illusie dat alleen het fysieke lijden kan en derhalve een dode niet kan lijden. Hij merkt in het geheel niet wat voor een fenomenale, bijna ongelooflijke dwaasheid erin ligt te beweren dat het fysieke lichaam, dat uit fysieke krachten en chemische stoffen bestaat, alleen lijdt. Alsof lijden gebonden zou zijn aan fysieke stoffen en krachten! Stoffen en krachten lijden in het geheel niet. Als dit wel mogelijk was, zou ook een steen kunnen lijden. Het fysieke lichaam kan niet lijden; wat lijdt is toch juist de geest, het ziele-element. Het is tegenwoordig zo ver gekomen dat de mensen over de eenvoudigste dingen het tegenovergestelde denken van wat zin heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 148 – Aus der Akasha-Forschung/Das Fünfte Evangelium – Oslo, 3 oktober 1913 (bladzijde 47)

Eerder geplaatst op 21 maart 2018 (1 reactie)

maeterlinck

Wat is er ziek bij een geesteszieke?

Wat is er ziek bij een geesteszieke? Bij een geesteszieke is juist het lichaam ziek, en het lichaam kan de ziel en de geest niet gebruiken. Bij iemand van wie men zegt dat hij geestesziek is, is altijd iets in het lichaam ziek; en als de hersenen ziek zijn, kan men natuurlijk niet normaal denken. Men kan ook niet normaal voelen als de lever ziek is.

En zo komt het dat eigenlijk ‘geestesziek’ de slechtste uitdrukking is die men kan kiezen, want ‘geestesziek’ betekent niet dat de geest ziek is, maar geestesziek betekent: het lichaam is zo ziek, dat men over de geest, die altijd gezond is, niet kan beschikken.

Vóór alles moet u duidelijk inzien dat de geest altijd gezond is. Alleen het lichaam kan ziek worden en het kan dan niet op de juiste wijze over de geest beschikken. Als iemand zieke hersenen heeft, dan is dat hetzelfde als wanneer iemand een hamer heeft die bij elke slag afbreekt. Als ik tegen iemand die geen hamer heeft, zeg: ‘Je bent een luiwammes, je kunt helemaal niet timmeren,’ dan is dat natuurlijk grote onzin. Hij zou heel goed kunnen timmeren, maar hij heeft geen hamer tot zijn beschikking. Zo is het ook grote onzin om te zeggen dat iemand geestesziek is. De geest is volkomen gezond, maar zijn lichaam, zijn werktuig, laat hem in de steek. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 350 – VORTRÄGE FÜR DIE ARBEITER AM GOETHEANUMBAU – Dornach, 28 juni 1923 (bladzijde 144-145)

448px-Bleistiftportät_Rudolf_Steiner

Eerder geplaatst  op 24 februari  2018  (4 reacties)

In essentie is denken geen hersenproces

Niets van wat de mens hier op aarde ervaart, kan worden ervaren zonder op het lichamelijke te steunen. Men zou bijvoorbeeld heel gemakkelijk kunnen geloven dat het denken een zuiver geestelijke handeling is en dat het, zoals het op aarde in de menselijke ziel gebeurt, niets te maken heeft met het lichamelijk bestaan. Dat is in zeker opzicht juist. Maar hoe geestelijk op zichzelf staand het denken van de mens ook is, dit denken zou hier in het aardse bestaan niet kunnen verlopen als de mens niet op zijn lichaam en zijn processen zou kunnen steunen. 

Ik zal een vergelijking gebruiken, die ik bij deze gelegenheid al vaker heb gebruikt. Als een mens over de aardbodem loopt, heeft de aarde beslist niets wezenlijks dat de mens bepaalt; de mens draagt het wezenlijke in zichzelf (Duits: innerhalb seiner Haut sein wesentliches). Maar de mens zou als fysieke mens zonder de steun van de bodem helemaal niet in het fysieke bestaan kunnen zijn.

En zo is het met het denken dat leeft als proces van de ziel. Het is naar zijn wezen zeker niet een of ander hersenproces, maar het zou niet kunnen verlopen als het de hersenen niet als ondersteuning had hier in het fysieke leven. Alleen als men in dit licht de zaak bekijkt, heeft men een juiste voorstelling van de geest en ook van de fysieke geconditioneerdheid van het menselijk denken. Kortom, er is niets in de mens hier in het aardse bestaan dat zou kunnen bestaan zonder de steun van het lichaam.

Bron: Rudolf Steiner – GA 218 –  Geistige  Zusammenhänge in  der  Gestaltung des  menschlichen  Organismus – Stuttgart, 4 december 1922 (bladzijde 266)

Eerder geplaatst op 30 oktober 2019  (8 reacties)