De noedelsoep

Het was in de jaren voor 1910 – wellicht in München -, toen Rudolf Steiner tijdens zijn voordrachtsreizen nog vaak in particuliere pensions woonde en daar ook in de kost was. Zo gebeurde het dat men hem bij een maaltijd ook een noedelsoep met veel kruiden voorzette. Die smaakte hem zo goed, dat hij zich een tweede, ja misschien zelfs een derde bord liet geven.

De volgende morgen moest hij vertrekken en kwam met mejuffrouw Von Sivers en de gastvrouw op het station. Terwijl hij zelf al in de klaarstaande trein stapte – hij reisde graag in een coupé voor zich alleen –, stonden de beide dames op het perron, om afscheid te nemen. Daarbij haalde plotseling de maakster van de goede soep een inmaakglas uit haar handtas en gaf het aan mejuffrouw Von Sivers met de woorden: ‘Lieve mejuffrouw Von Sivers, de doctor heeft toch gisteren mijn soep zo geprezen en ze zo graag gegeten, dat ik nog wat daarvan voor hem gekookt heb. Neemt u het alstublieft mee. U kunt het meteen na aankomst opwarmen. Het recept heb ik ook opgeschreven voor het geval dat u het zelf ook eens wilt koken!’

Wie zich mevrouw Marie Steiner-Von Sivers nog herinnert, zal zich haar onwil en haar houding kunnen voorstellen. – Nu, ze wachtte enkel tot de trein buiten de stad was en door het open landschap reed. Toen opende ze het raam, goot de soep eruit en wierp het glas erachteraan.

Bij het volgende station – in die tijd stopten de D-treinen nog langer dan tegenwoordig – hoorde men op het perron de treinconducteur luid foeteren: ‘Wat een zwijnenboel! Waarom hebben we in de wagon dan een toilet? Kunnen de mensen dan niet tot daar aan toe komen, als ze beroerd worden? Mij de hele wagon vol kotsen!’

Zelfs Rudolf Steiner hoorde het en verliet de coupé. De wagon zag er werkelijk vies uit, want de noedels waren door de wind over de hele buitenwand verdeeld, en het raam van het treindeel was als bron duidelijk gemarkeerd. Daarbij stond mejuffrouw Von Sivers met een rood hoofd.

‘Nu’, zei Rudolf Steiner, ‘die man heeft gelijk! Men kan het hem niet kwalijk nemen.’ Daarbij pakte hij uit de achterzak van zijn jas zijn zakdoek en begon de noedels van de wagon af te vegen, tot deze er weer enigszins fatsoenlijk uitzag. Zo corrigeerde hij van tijd tot tijd de impulsiviteit van de latere mevrouw Marie Steiner.

Bron: Sie Mensch von einem Menschen! Rudolf Steiner in Anekdoten door Wolfgang G. Vögele (bladzijde 78-79)

P.S. Ik vraag me af: Waarom deed Marie von Sivers dat nou? Je zou toch denken dat ze blij zou zijn: ‘Straks na aankomst nog even lekker een bakje noedelsoep voor Rudolf opwarmen, daar houdt hij zo van!’ Maar nee, in plaats van die goede, lieve gastvrouw, die apart nog wat soep had gekookt en zelfs het recept had opgeschreven, van harte dankbaar te zijn, gooit Marie de soep met glas en al het raam uit. Voelde ze zich te goed om een pannetje soep op te warmen of was ze als rijkeluisdochter zelfs niet eens in staat om soep op te warmen, omdat ze nog nooit één slag in de huishouding gedaan had? En waarom liet ze Steiner met zijn zakdoek de rotzooi afvegen en stak ze zelf niet de handen uit de mouwen? Ik weet het niet, maar ze komt uit dit verhaal naar voren als een naar mens.