Bij de mens die zo ver is dat hij vrij van egoïsme kan waarnemen in de geestelijke wereld, zijn er geen zorgen. Zorgen zijn de begeleidende verschijnselen van zelfzucht. En zo weinig menigeen het kan geloven dat, als er zorgen aanwezig zijn, het egoïsme nog niet verdwenen is, zo waar is het toch dat op de lange, zelfverloochende weg in de spirituele wereld het egoïsme totaal verdwijnen moet. Betreedt de mens de geestelijke wereld en draagt hij daarin nog iets van zelfzucht binnen, dan komt de zorg en toont zich in zijn verwoestende kracht.
Bron: Rudolf Steiner – GA 57 – Wo und wie findet man den Geist? – Berlijn 12 maart 1909 (bladzijde 356-357)
P.S. Een hoogst merkwaardige uitspraak, moet ik zeggen. Het lijkt mij toch vanzelfsprekend dat, als het bijvoorbeeld slecht gaat met een familielid of een vriend of zelfs met mensen die men helemaal niet kent, dat men zich daar in meer of mindere mate zorgen om maakt. Niet dat men er over moet lopen te piekeren, dat snap ik wel dat dat niet goed is, maar het zich daar bezorgd over maken, lijkt mij zeer natuurlijk. Stel, men heeft een kind of een vader of moeder die een ernstig ongeluk krijgt, ik noem maar wat, dan is het toch normaal dat men daarover zich zorgen maakt of zelfs geheel van slag raakt. Dat iemand zich bekommert om anderen, is dat niet juist een teken van onzelfzuchtigheid?