Een venster voor de doden

Het is, bijvoorbeeld, een wezenlijk te hulp komen tegenover de doden, als we in alle levendigheid aan ze denken, als we vooral zulke gedachten naar de doden zenden, welke in zeer aanschouwelijke vorm weergeven wat we met de doden beleefd hebben. Abstracte gedachten begrijpen de doden niet. Als ik echter de voorstelling denk: Daar was de straat tussen Kristiana en een naburige plaats; daar liepen wij. De andere mens, die nu gestorven is, die liep naast mij. Ik hoor nu nog, hoe hij toen sprak. De klank van zijn stem hoor ik. Ik probeer nu voor me te zien, wat voor bewegingen hij met de armen maakte, wat voor bewegingen hij met het hoofd maakte. 

Als men zich dat zo heel objectief levendig voorstelt, wat men met de dode samen heeft beleefd, en dan deze gedachten naar de dode stuurt, die men in een bekend (Duits: geläufigen) beeld voor de ziel haalt, dan zweeft of stroomt zo’n gedachte als het ware naar de dode toe. En de dode ervaart dit als een raam waardoor hij in de wereld kan kijken. Bij de dode komt niet alleen op, wat we aan gedachten tot hem richten, maar een hele wereld komt er bij hem op. Het is als een venster waardoor hij in onze wereld kan zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiana (Oslo), 17 mei 1923 (bladzijde 29)

Eerder geplaatst op 27 november 2017  (1 reactie)

300px-GA226