Wijsheid

Wanneer de mens wijsheid nodig heeft om de dingen te begrijpen, dus wijsheid uit de dingen te voorschijn haalt, dan toont dit aan dat in de dingen wijsheid zit. Want al zou de mens nog zo zijn best doen om met van wijsheid vervulde ideeën de dingen te begrijpen: hij zou geen wijsheid uit de dingen kunnen halen als die er niet eerst in was gelegd. Wie met behulp van wijsheid dingen wil doorgronden waarvan hij niet gelooft dat ze die wijsheid eerst hebben ontvangen, kan evengoed geloven dat hij water uit een glas kan drinken zonder dat het er eerst in is gegoten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (Seite 214)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / De kosmische ontwikkeling en de mens (blz. 150)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

523x840

Eerder geplaatst op 17 maart 2018  (1 reactie)

Het etherlichaam

De mens bestaat allereerst uit het fysieke lichaam, dat u met de ogen kunt zien. Het tweede lid is het zogenaamde etherische lichaam. Dit is het wezensdeel dat het fysieke lichaam omsluit, dat veel fijner is dan het fysieke lichaam, en waarin stromen en organen van wonderbaarlijke verscheidenheid en pracht aan het werk zijn. In het etherlichaam zijn dezelfde organen aanwezig als in het fysieke lichaam.

Ook het etherlichaam heeft hersenen, hart, ogen enzovoort. Ze vertegenwoordigen de krachten die de corresponderende fysieke organen hebben gecreëerd. Dit is ongeveer vergelijkbaar met water dat in een vat wordt afgekoeld, zodat het in ijs verandert. Zo moet u het ontstaan van de fysieke organen als de verdichting van het etherische voorstellen. Het etherlichaam steekt slechts een klein beetje uit boven het fysieke lichaam.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – DAS JOHANNES-EVANGELIUM – Berlin, 19 februari 1906 (blz. 191-192)

hoguqtura1ohosuanecb

Aarde, water, lucht en vuur (of warmte)  

De geesteswetenschap kent vier toestanden van materie: aarde, water, lucht en vuur of warmte.

Met aarde bedoelen we alles wat vast is; bevroren water of ijs is ook aarde voor de geesteswetenschap.

Water is alles wat vloeibaar is; dus gesmolten ijzer of steen is ook water.

Lucht is alles wat gasvormig is, dus ook waterdamp.

Vuur of warmte is volgens de huidige opvatting van natuurkundigen slechts een eigenschap van de stof, een extreem snelle oscillatie van de kleinste stofdeeltjes. Voor de geesteswetenschap is warmte eveneens een stof, echter alleen veel fijner dan lucht. Wanneer een voorwerp wordt verwarmd, neemt het warmtesubstantie op volgens de geesteswetenschap; als het afkoelt, komt er warmtesubstantie vrij. De warmtesubstantie kan zich naar lucht, lucht naar water, water naar aarde verdichten. Alle stoffen waren er ooit als louter warmtesubstantie. Toen de aarde in de Saturnustoestand was, bestond er alleen warmte.

Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – DAS  JOHANNES-EVANGELIUM – Bazel, 18 november 1907 (bladzijde 209-210)

rudolf-steiner-german-austrian-philosopher-260nw-1663000651

Eerder geplaatst op 24 juni 2020  (4 reacties)

Geen tegenstrijdigheid

Ik heb al vaak benadrukt dat er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen natuurwetenschappelijk feiten, die terecht worden beweerd, en de geesteswetenschappelijke feiten die hier worden besproken. Dit verhoudt zich hetzelfde als bijvoorbeeld iemand zou zeggen: Hier is een mens, waarom leeft hij?

Dan kan iemand antwoorden: ‘Ik weet waarom hij leeft: hij leeft omdat hij longen heeft en omdat er buiten lucht is.’ Dat is vanzelfsprekend helemaal juist. Maar een andere persoon kan komen en zeggen: ‘Deze mens leeft door een heel andere reden. Hij is veertien dagen geleden in het water gevallen en ik sprong hem achterna aan en trok hem eruit: daarom leeft hij; want als ik er niet achteraan was gesprongen en hem uit het water had getrokken, dan leefde hij vandaag helemaal niet!’ 

Deze bewering is volkomen juist, maar de andere bewering is net zo juist. Dus het is volkomen juist, als iemand met de uiterlijke natuurwetenschap aantoont dat iemand de overgeërfde kenmerken van zijn voorouders in zich draagt; maar als men op zijn karma en andere factoren wijst, is het net zo juist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das  Leben  zwischen  dem  Tode und  der  neuen  Geburt im  Verhältnis zu  den  kosmischen  Tatsachen – Berlijn, 11 februari 1913 (bladzijde 142-143)

Eerder geplaatst op 30 november 2019  (1 reactie)

De vergissing dat we zelf de gedachten creëren 

Tegenwoordig is de mens van mening dat gedachten iets zijn dat hij met zijn hersenen creëert. Dit is ongeveer net zo slim als wanneer iemand die een glas water drinkt, gelooft dat het water uit zijn tong komt en niet van buitenaf wordt opgenomen. In werkelijkheid zijn gedachten iets levendigs, actieve krachten die overal aan het werk zijn, en we halen ze alleen uit de wereld. 

Ons organische systeem is slechts het vat waarin we met ons Ik de gedachten binnen brengen. Maar de vergissing dat we de gedachten zelf hebben gecreëerd, dat we ze niet uit de wereld hebben gehaald, deze vergissing kan men alleen tijdens het leven op aarde tussen geboorte en dood begaan.

Zolang men in het vooraardse bestaan ​​is, weet men dat de wereld van de gedachten alles om zich heen vult, zoals de lucht in het bestaan ​​tussen geboorte en dood. We weten dat we de gedachtekrachten als het ware inademen en weer uitademen, dat ze iets levendigs en productiefs zijn. Het is van het allergrootste belang dat we ons ervan bewust worden dat de gedachtekrachten in het vooraardse leven iets heel anders zijn dan in het aardse bestaan. 

Rudolf Steiner – GA 224 – Anthroposophie – der Weg zu einem vertieften Verständnis des Ostermysteriums – Praag, 29 april 1923 (blz. 127)

Portraits of Rudolf Steiner 0005