De Bijbel en reïncarnatie

Ik zal me er nu niet mee bezighouden misverstanden te weerleggen, die gemakkelijk weerlegd zouden kunnen worden. Ik wil alleen nog over die ene tegenwerping spreken, dat bijvoorbeeld heel gemakkelijk gezegd zou kunnen worden: Ja, hoe verklaar je het dat men in de Bijbel niets vindt over reïncarnatie? Het zou kunnen zijn dat iemand zegt: Hij kan niet aan herhaalde aardelevens geloven om de eenvoudige reden dat naar zijn overtuiging er een tegenspraak is tussen het aannemen van deze herhaalde aardelevens, waartoe ook bijvoorbeeld geesten als Lessing zich bekend hebben, en wat in de Bijbel staat.

Nu, reïncarnatie zal worden erkend als een wetenschappelijk, een geesteswetenschappelijk feit, en over de verhouding van een dergelijk feit, dat eens gevonden moest worden, tot de Bijbel zal men kunnen leren op de volgende wijze te denken. Zou iemand het voor mogelijk kunnen houden dat iemand zou zeggen dat hij niet gelooft dat Amerika bestaat, omdat in de Bijbel niet staat dat Amerika bestaat? Of gelooft iemand dat men op een of andere wijze afbreuk zou doen aan de Bijbel, als men zegt: Ik vind het volkomen met mijn Bijbelverering in overeenstemming dat Amerika bestaat, ondanks dat het niet in de Bijbel wordt gevonden?

Of staat er in de Bijbel iets over dat het copernicaanse wereldbeeld juist is? Er zijn mensen geweest die om deze reden de copernicaanse wereldbeschouwing als iets fouts, als iets verbodens hebben aangezien. Vandaag de dag zal er niemand zijn, die – op het onderwijsniveau van zijn tijd staand – zou kunnen zeggen dat hij een tegenstrijdigheid vindt tussen de leer van Copernicus en de Bijbel, – hoewel de leer van Copernicus toch niet in de Bijbel staat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 35 – PHILOSOPHIE UND ANTHROPOSOPHIE/ GESAMMELTE AUFSÄTZE 1904-1923 – Liestal/Zwitserland, 11 Januari 1916 (bladzijde 204-205)