Hoe lang verblijven wij in het devachan?

Niet voor alle mensen is de tijd gelijk, die ze in het devachan (hemelwereld, godenland) doorbrengen. De ongevormde wilde, die nog weinig van deze wereld ervaren heeft, die slechts weinig zijn geest en zijn zintuigen gebruikt heeft, zal slechts een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is er in wezen voor om wat de mens in de materiële wereld heeft geleerd, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor nieuwe ervaringen. De mens die op een hogere trap van het bestaan staat, die rijke ervaringen opgedaan heeft, zal veel te verwerken hebben en daarom een lang verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestanden kan schouwen (als ingewijde), worden de verblijven korter tot aan het punt waar het wezen direct na de dood naar een nieuwe belichaming kan gaan, omdat de mens dat wat in het devachan is uit te leven, al uitgeleefd heeft. […]

De tijd die de mens in de hemelwereld doorbrengt, kan men ongeveer vinden als men de aardse levensloop van de mens, dus de tijd tussen geboorte en dood, vermenigvuldigt met een getal, dat tussen de twintig en veertig ligt. Wie een lang leven heeft, heeft lange en belangrijke situaties in het devachan te doorlopen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Ursprung und Ziel des Menschen – Berlijn, 17 november 1904 (bladzijde 160-161 en 163)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_053.pdf#view=Fit

fireGoddessvv7golden

Werk van Carol Herzer

Eerder geplaatst op 28 juli 2019  (1 reactie)

Zo gij niet wordt gelijk de kinderkens…

De mens doorloopt de tijd in het kamaloka – ongeveer een derde van de tijd in het afgelopen aardeleven neemt het in beslag – in teruggaande richting. Stel, een mens overlijdt in zijn veertigste jaar, dan doorloopt hij alle gebeurtenissen, die hij in zijn leven heeft doorgemaakt, in omgekeerde volgorde. Dus eerst beleeft hij de tijd van zijn negenendertigste jaar, dan komt het achtendertigste, zevenendertigste jaar en zo verder in de reeks. Het is dus werkelijk zo dat hij het leven omgekeerd doorloopt tot aan het moment van de geboorte.

Daaraan ligt de mooie zin van de christelijke boodschap ten grondslag, die zegt wanneer eigenlijk de mens binnentreedt in de geestelijke wereld of in het hemelrijk: ‘Zo gij niet wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.’ (Matthéus 18:3) Dat betekent dat de mens terug leeft tot in de tijd van zijn kinderjaren, en dan kan hij, nadat hij alles in teruggaande volgorde heeft doorlopen, in het devachan of het hemelrijk binnengaan en zijn verdere tijd in de geestelijke wereld doorbrengen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn, 26 januari 1909 (Bladzijde 206)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_107.pdf#view=Fit

iStock-1160927898 (1)

Eerder geplaatst op 4 juni 2019  (18 reacties)

Zien wij na de dood onze geliefden weer?

Ziet men in het geestelijk leven na de dood (in het devachan) zijn geliefden weer? – Ja, we zien ze weer en wel bevrijd van alle hindernissen van ruimte en tijd, die zich als een sluier hier op onze aarde over al deze zielsverhoudingen leggen. […]

De verhouding van ziel tot ziel is veel innerlijker en veel intenser dan in de fysieke wereld. Er kan in het devachan nooit enige twijfel zijn of de ene de andere herkent, wanneer de een vroeger, de ander veel later na een lange tussentijd het devachan binnenkomt. Het herkennen van zijn geliefden is daar helemaal niet bijzonder moeilijk, want daar draagt ieder om zo te zeggen zijn innerlijk, geestelijk wezen op zijn geestelijk gelaat geschreven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 109 – Das Prinzip der spirituellen Ökonomie im Zusammenhang mit Wiederverkörperungsfragen – Boedapest, 7 juni 1909 (bladzijde 198)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_109.pdf#view=Fit

 bec2b7e6cf5aca2c4fa79778ce1f07ee

Werk van Hans Georg Leiendecker

Eerder geplaatst op 27 mei 2019 (12 reacties)

Doden en levenden

Er is voor de overledene met betrekking tot degenen, die nog op de aarde zijn, geen bewusteloosheid; hij kan hun handel en wandel zelfs volgen. Aardse, fysieke kleuren en vormen ziet de zich in het devachan bevindende gestorvene natuurlijk niet, aangezien hij geen fysieke organen meer heeft. Alles in de fysieke wereld heeft echter zijn geestelijk tegenbeeld in het geestgebied, en dat neemt de overledene waar.

Bron: Rudolf Steiner – GA 109 – Das Prinzip der spirituellen Ökonomie im Zusammenhang mit Wiederverkörperungsfragen – Boedapest, 7 juni 1909 (bladzijde 198)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_109.pdf#view=Fit

ecacd6127e3a56919aeff0d5f656438e

Hans Georg Leiendecker – Engel auf Mallorca

Eerder geplaatst op 26 mei 2019  (1 reactie)

In de geestelijke wereld vallen de natuurwetten met de morele en intellectuele wetten samen (2 van 2)

De rechtvaardige, die door het devachan gaat, heeft dus daar de geestelijke zonneschijn, dat wil zeggen de inwerking van vruchtbare krachten die hem vooruit brengen in het leven. De leugenachtige of slechte mens gaat er zo door dat de spirituele krachten zich voor hem terugtrekken. Daar is de instelling (Duits: Einrichtung) mogelijk die hier niet mogelijk is. Als hier twee mensen naast elkaar lopen, een goede en een slechte (Duits: ein gerechter und ein ungerechter), dan kan de zon niet de ene beschijnen en de andere niet. Daar echter, in de geestelijke wereld, is het absoluut zo dat het van de kwaliteit van de mens afhangt, hoe de geestelijke krachten op hem werken. Dat wil zeggen, de natuurwetten en de geestelijke wetten gaan daar niet twee gescheiden wegen, maar dezelfde wegen. Dat is het wezenlijke waarop het aankomt: In de devachanische wereld vallen de natuurwetten met de morele en intellectuele wetten samen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – München, 25 februari 1912 (bladzijde 91-92)

https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_143.pdf#view=Fit

Eerder geplaatst op 13 mei 2019