Het land der vreugde en gelukzaligheid

Wat bedoelt men met het land der vreugde en gelukzaligheid? Het is de vreugde van de onbegrensdheid, de eeuwige activiteit, het eeuwige werken. Waarom kan alles wat ons in de aardse wereld bedrukt, ons in het Devachan (geestesland, goddelijke wereld) niet meer bedrukken? Het Devachan is geen oord der gelukzaligheid, doordat ons genietingen ten deel vallen, zoals de mens ze in de aardse wereld verlangt en begeert, maar doordat hij vrij is van zijn lichaam, vrij is van dat wat naar zinnelijke lusten verlangt, vrij is ook van wat hem begrenst, en omdat het hem mogelijk wordt om op datgene, wat anders van buiten op hem werkt, terug te werken. Wat ons begrenst in de zintuiglijke wereld, is verwijderd, wat ons smart kan doen, is er niet meer.

Want waardoor ontstaat de smart? Doordat op ons astraallichaam of op ons fysieke lichaam indrukken gemaakt worden. Deze lichamen hebben we afgelegd, als wij in de geesteswereld zijn; de aanleiding (Duits: Grund) voor de smarten en de onlustgevoelens, die wij in de fysieke wereld beleven, is weggevallen. Omdat niemand meer egoïstisch kan zijn, kan ook niemand meer egoïstische vreugden verlangen; omdat niemand meer een astraallichaam heeft, is men vrij van alles wat de eigen persoonlijkheid bedrukken kan. Daarom noemt men het Devachan het “Land der verrukking”, het “Land der gelukzaligheid”.

Bron: Rudolf Steiner – GA 88 – Über die astrale Welt und das Devachan – Berlijn, 25 februari 1904 (bladzijde 141) 

41gwzxheoql._sy264_bo1204203200_ql40_ml2_-1

Eerder geplaatst op 26 juni 2018  (18 reacties)

Het Devachan

Na de tijd in het kamaloka begint voor de mens de tijd van het devachan, de intrede in de geestelijke wereld, in het vaderland der goden en alle geestelijke wezens. Als de mens deze wereld binnentreedt, beleeft hij een gevoel dat men vergelijken kan met de bevrijding van een plant die in een smalle rotsspleet groeide en plotseling in het licht binnengaat (emporwächst). Want wanneer de mens in deze hemelwereld binnenkomt, beleeft hij in zich de volkomen geestelijke vrijheid en hij geniet voortaan de absolute gelukzaligheid.

Want, wat is eigenlijk deze tijd van het devachan? U kunt zich daar een voorstelling van maken als u overweegt, dat de mens hier de voorbereiding treft voor een nieuw leven, voor een nieuwe wedergeboorte. In de fysieke wereld, in deze aardse wereld heeft de mens zo veel ervaren en beleefd en deze ervaringen heeft hij mee naar boven genomen (hinübergenommen). Hij heeft deze als een vrucht van het leven in zich opgenomen, wat hij nu vrij in zich verwerken kan. Hij vormt zich nu in de devachantijd een oerbeeld voor een nieuw leven. Dat geschiedt gedurende een lange, lange tijd. Dat is een scheppen aan het eigen leven (Sein) en dit scheppen, dit produceren is met gelukzaligheid verknoopt. […] Het is voor de mensen een lust om in het devachan de vruchten van het voorbije leven in te weven in het plan voor een nieuw leven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 (bladzijde 58) 

41zAw8Wv8bL

Eerder geplaatst op 21 juni 2018 (7 reacties)

 

Groepszielen

Uit de voordrachten die hier de afgelopen tijd zijn gehouden, kunt u opmaken dat wanneer we helderziend opklimmen van het fysieke plan naar de hogere werelden, we daar wezens aantreffen die weliswaar niet tot onze fysieke wereld behoren, maar die als wezens van de hogere werelden op zichzelf staande wezens zijn, zodat we ze voor die werelden kunnen kenschetsen als personen, evenzo als wij de mensen hier op het fysieke gebied personen noemen. 

U hebt gezien dat hele gelijk of gelijksoortige gevormde groepen van dieren bij elkaar behoren bij een groepsziel of een groeps-Ik, en dat we de leeuwenziel, de tijgerziel en andere groepszielen van dieren als op zichzelf staande (Duits: abgeschlossene) personen op het astrale gebied treffen, die we daar kunnen ontmoeten als we – triviaal gesproken – op het astrale gebied gaan wandelen, net zoals we hier de mensen van de fysieke wereld kunnen ontmoeten.

Eveneens vinden we in nog hogere regio’s, op het Devachan-plan, het Ik van hele plantengroepen, en in de hoogste delen van het Devachan vinden we het Ik van mineralen als gesloten persoonlijkheden, zoals het hier de mensen op het fysieke gebied zijn. Hieruit zien we dat we in deze hogere werelden bepaalde wezens vinden die, om zo te zeggen hun organen, hun individuele wezensdelen uitstrekken tot in de fysieke wereld.

Als de mens zijn vingers zou tonen door ze door een gordijn of door een papieren wand, waarin een gat is, te steken, dan zouden we alleen de tien vingers van de mens zien; hij zelf zou achter de muur zijn. Zo is het ook met het groeps-Ik van de dieren. We zien hier met de fysieke ogen wat zich door hogere wezens van het astrale plan als ledematen uitstrekt, en het echte Ik bevindt zich achter de wand – achter de wand die de fysieke wereld scheidt van het astrale.

Bron: Rudolf Steiner – GA 102 – Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen – Berlijn, 6 januari 1908 (bladzijde 13-14)

verschillende-soorten-wilde-dieren-op-wit_1308-5388

Eerder geplaatst op 27 september 2019  (1 reactie)

Overal waar we zijn, zijn ook de drie werelden

Alleen diegene heeft inzicht in de zichtbare wereld, die ook weet heeft van de andere twee werelden. De drie werelden zijn:

  1. de fysieke wereld, het toneel van alle mensen
  2. de astrale of zielenwereld
  3. de devachanische of geestelijke wereld.

Deze drie werelden zijn niet ruimtelijk van elkaar gescheiden. De dingen van de fysieke wereld, die we waarnemen met de uiterlijke zintuigen, zijn in onze omgeving; maar in dezelfde ruimte met ons is ook de astrale wereld. Evenals in de fysieke wereld leven we ook tegelijk in de twee andere werelden, in de astrale en in de devachanische wereld. Overal waar we zijn, zijn ook de drie werelden. Maar we zien alleen de hogere werelden nog niet, zoals de blinde, die de fysieke wereld niet ziet. Maar wanneer de “zintuigen van de ziel” worden geopend voor de mens, dan verschijnt de nieuwe wereld met de nieuwe eigenschappen en de nieuwe wezens voor hem. Als hij nieuwe waarnemingsorganen krijgt, krijgt hij ook nieuwe fenomenen te zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 23 augustus 1906 (bladzijde 20-21)

rudolfsteinerlecture2011_07-2013_08_19-08_19_05-utc

Schilderij door David Newbatt

Eerder geplaatst op 20 augustus 2019

In de geestelijke wereld vallen de natuurwetten met de morele en intellectuele wetten samen

Het belangrijkste kenmerk van de geestelijke wereld is dat morele feiten zich niet meer onderscheiden van fysieke feiten, van natuurlijke wetten, maar dat morele wetten met natuurlijke wetten samenvallen. Wat betekent dat? Nu, nietwaar, in de gewone aardse wereld schijnt de zon over de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen. Degene die een misdaad begaan heeft, kan men misschien in de gevangenis zetten, maar de fysieke zon verduistert niet. Dat wil zeggen, er is in de fysiek-zintuiglijke wereld een morele wetmatigheid en een fysieke, die gaan twee heel verschillende wegen. Zo is het niet in het devachan, helemaal niet; maar daar is het zo dat alles wat uit het morele, uit het intellectueel wijze, uit het esthetisch schone en dergelijke voortkomt, iets is dat tot ontstaan, wording leidt, en dat wat uit het immorele, uit het intellectueel onware, uit het esthetisch lelijke voortkomt, tot vergaan, tot ondergang leidt. En daar zijn de wetten werkelijk zo, dat de zon niet over rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid schijnt, maar dat zij zich, als we figuurlijk kunnen spreken, voor de onrechtvaardigheid werkelijk verduistert.

De rechtvaardige, die door het devachan gaat, heeft dus daar de geestelijke zonneschijn, dat wil zeggen de inwerking van vruchtbare krachten die hem vooruit brengen in het leven. De leugenachtige of slechte mens gaat er zo door, dat de spirituele krachten zich voor hem terugtrekken. Daar is de instelling (Duits:Einrichtung) mogelijk die hier niet mogelijk is. Als hier twee mensen naast elkaar lopen, een goede en een slechte (Duits: ein gerechter und ein ungerechter), dan kan de zon niet de ene beschijnen en de andere niet. Daar echter, in de geestelijke wereld, is het absoluut zo dat het van de kwaliteit van de mens afhangt, hoe de geestelijke krachten op hem werken. Dat wil zeggen, de natuurwetten en de geestelijke wetten gaan daar niet twee gescheiden wegen, maar dezelfde wegen. Dat is het wezenlijke waarop het aankomt: In de devachanische wereld vallen de natuurwetten met de morele en intellectuele wetten samen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 –  Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – München 25 februari 1912 (bladzijde 91-92)

Eerder geplaatst op 15 oktober 2014  (13 reacties)

portrait-bust-of-rudolf-steiner-david-dozier

Borstbeeld door David Dozier