Als men dit overweegt, zal men beseffen dat een zeer essentiële deugd, waarachtigheid, vanaf het begin behoort tot de juiste middelen van voorbereiding op een methodische scholing voor de kennis van de hogere werelden. Men zal er helemaal niet aan twijfelen dat een juiste scholing voor de kennis van hogere werelden moreel bevorderlijk is, of tenminste moet zijn.
Ja, de zaak kan nog vanuit een andere invalshoek worden beschouwd. Laten we veronderstellen dat iemand zich niet voorbereidt op de hogere werelden door middel van de zojuist beschreven waarachtigheid. Als hij dan alleen maar de juiste zielscholing, de juiste oefeningen doormaakt, dan kunnen de sluimerende krachten van zijn ziel inderdaad gewekt worden en zal hij uiteindelijk tot een wereld van imaginaties gebracht worden. Maar wat is die wereld dan? Deze wereld is dan niets anders dan het spiegelbeeld van zijn eigen wezen. En op het moment dat men van de wereld van de zintuigen afziet, op het moment dat men ook het verstand negeert, dat gebonden is aan de hersenen, dan heeft men deze imaginatieve wereld voor zich als een werkelijkheid, ongeacht of het iets werkelijks uitdrukt of dat het slechts de weerspiegeling is van het eigen wezen.
Wie dit heeft, wie niet goed voorbereid is door waarheidsgetrouwheid, zal ook een ‘imaginatieve wereld’ voor zich hebben, omdat het zich voordoet als iets werkelijks en toch slechts de weerspiegeling is van zijn eigen ziel, zijn eigen innerlijke wezen. Deze wereld is dan een voortdurende verleiding tot onwaarachtigheid.
Wordt vervolgd
Bron: Rudolf Steiner – GA 62 – Ergebnisse der Geistesforschung: XIII. Die Moral im Lichte der Geistesforschung – Berlijn, 3 april 1913 (blz. 428-429)
https://odysseetheater.org/GA/Buecher/GA_062.pdf#view=Fit
Vertaald door DeepL en mij