De geest wordt niet zwak, maar het instrument verslijt

Als de mensen ouder worden, worden ze niet zwak of zelfs zwakzinnig, maar ze worden geestelijker (Duits: geistig-seelischer). Alleen is dan het lichaam versleten en men kan niet het geestelijk-psychische, dat men gevormd heeft, door het lichaam tot openbaring brengen. Dat is vergelijkbaar met een pianist, die een steeds betere speler zou kunnen worden; als echter de piano versleten is, kan men daarvan niets merken. Als u alleen uit zijn pianospel zijn capaciteiten als pianist wilt kennen, de piano echter ontstemd is en gebroken snaren heeft, dan zult u uit zijn spel niet veel kunnen opmaken. Zo is Kant, toen hij een oude man en zwakzinnig was, voor de geestelijke wereld niet zwakzinnig, maar groots (Duits: glorios) geworden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Erdensterben und Weltenleben – Berlijn, 2 april 1918 (bladzijde 185)

 Immanuel-Kant

Immanuel Kant (1724-1804)

Eerder geplaatst op 15 maart 2019  (3 reacties)