Geniale zwakzinnigheid

Hoe vreemd het ook klinkt, het is heel goed mogelijk dat iemand eigenschappen in zich heeft, waardoor men gedwongen is hem een achterlijke, een zwakzinnig mens te noemen, dat hij echter dingen laat zien, die geestrijk en geniaal zijn. Dat is heel goed mogelijk. Dat is mogelijk om de reden dat iemand door zijn zwakzinnigheid zeer gevoelig voor ingevingen (Duits: suggerierfähig) kan zijn, zeer gemakkelijk de mysterieuze invloeden van de omgeving in zich kan weerspiegelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 312 – Geisteswissenschaft und Medizin – Dornach, 2 april 1920 (bladzijde 258-259)

Eerder geplaatst op 1 oktober 2015 (1 reactie)

De geest wordt niet zwak, maar het instrument verslijt

Als de mensen ouder worden, worden ze niet zwak of zelfs zwakzinnig, maar ze worden geestelijker (Duits: geistig-seelischer). Alleen is dan het lichaam versleten en men kan niet het geestelijk-psychische, dat men gevormd heeft, door het lichaam tot openbaring brengen. Dat is vergelijkbaar met een pianist, die een steeds betere speler zou kunnen worden; als echter de piano versleten is, kan men daarvan niets merken. Als u alleen uit zijn pianospel zijn capaciteiten als pianist wilt kennen, de piano echter ontstemd is en gebroken snaren heeft, dan zult u uit zijn spel niet veel kunnen opmaken. Zo is Kant, toen hij een oude man en zwakzinnig was, voor de geestelijke wereld niet zwakzinnig, maar groots (Duits: glorios) geworden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Erdensterben und Weltenleben – Berlijn, 2 april 1918 (bladzijde 185)

Eerder geplaatst op 9 september 2014

Vooruitblik op het komende leven

Onmiddellijk voor de incarnatie treedt een zeer belangrijke gebeurtenis op, die analoog aan de gebeurtenis op het moment van de dood is. Zoals onmiddellijk na de dood de herinnering (Duits: Rückerinnerung) aan het afgelopen leven als een tableau voor de ziel treedt, zo is onmiddellijk voor de incarnatie een soort vooruitblik op het komende leven aanwezig. Men ziet niet alle details, maar in grote lijnen alle omstandigheden in het komende leven voor zich.

Dit moment is van ontzaglijke betekenis. Het komt voor dat mensen die in een vroeger leven veel geleden hebben en veel zware ervaringen hebben doorgemaakt, bij de aanblik van de nieuwe omstandigheden en lotgevallen een schok krijgen en de ziel terughouden van de volledige belichaming, zodat slechts een deel van de ziel in het lichaam incarneert. Het gevolg van de schok bij een dergelijke vooruitblik is de geboorte van een zwakzinnige of epilepticus.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 26 augustus 1906 (bladzijde 52-53)

Eerder geplaatst op 24 oktober 2016

Geniale zwakzinnigheid

Hoe vreemd het ook klinkt, het is heel goed mogelijk dat iemand eigenschappen in zich heeft, waardoor men gedwongen is hem een achterlijke, een zwakzinnig mens te noemen, dat hij echter dingen laat zien, die geestrijk en geniaal zijn. Dat is mogelijk om de reden, dat iemand door zijn zwakzinnigheid zeer gevoelig voor ingevingen (Duits: suggerierfähig) kan zijn, zeer gemakkelijk de mysterieuze invloeden van de omgeving in zich kan weerspiegelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 312 – Geisteswissenschaft und Medizin – Dornach, 2 april 1920 (bladzijde 258-259)

Eerder geplaatst op 7 maart 2014

Rudolf Steiner – Lessing geloofde in reïncarnatie, dus werd hij zwakzinnig verklaard.

In de achttiende eeuw leefde er in Duitsland een zeer grote geest, Lessing. Hij heeft buitengewoon veel geestelijk goed aan de Duitse beschaving bijgedragen. Ook nu wordt hij nog algemeen erkend. Professoren die Duitse literatuur behandelen, geven dikwijls maandenlang college over Lessing. Er bestaat ook een boek in de sociaaldemocratische literatuur, geschreven door een Lessingspecialist, Franz Mehring: Die Lessing-Legende. Hij heeft een ander standpunt ten opzichte van Lessing. Je kunt niet zeggen dat dat standpunt juist is; maar in elk geval komt er dus zelfs in de sociaaldemocratische literatuur een heel dik boek van Franz Mehring over Lessing voor. Om kort te gaan, Lessing wordt als een groot man beschouwd.

Maar die Lessing van wie ook nu nog overal toneelstukken worden opgevoerd die erg gewaardeerd worden, die Lessing heeft toen hij al heel oud was, een klein werkje geschreven Die Erziehung des Menschengeschlechts. En hij beëindigt dat met te zeggen dat je de ziel eigenlijk niet goed kunt beschouwen, dat je eigenlijk niets goed weten kunt over het psychische leven, zonder het bestaan van reïncarnatie aan te nemen; en dat je, als je er dieper over nadenkt, eigenlijk op gezichtspunten komt die primitieve mensen al hadden. Die hebben namelijk allemaal in reïncarnatie geloofd. Daar is men pas later van afgestapt toen men ‘modern’ was geworden. Lessing zei: Waarom zou nu iets onnozel moeten zijn, omdat mensen uit de oudste tijden het hebben geloofd? – Kortom, Lessing zelf heeft gezegd dat hij het psychische leven van de mens alleen kan begrijpen als hij zich houdt aan dat oergeloof in reïncarnatie.

U kunt zich wel indenken dat onze huidige zogenaamde onderzoekers daardoor verschrikkelijk in verlegenheid komen. Want die onderzoekers zeggen: Lessing was een van de grootste mannen van alle tijden. Maar die reïncarnatie, dat is onnozel. – Ja, hoe speel je dat klaar? – Nou ja, toen was Lessing immers al oud. Hij werd zwakzinnig. Reïncarnatie, dat wordt door ons niet aangenomen!

Zo zijn de mensen, ziet u. Zolang iets in hun kraam te pas komt, nemen ze het aan en degene om wie het gaat wordt als groot man bestempeld. Maar als hij nu juist iets gezegd heeft dat niet in hun kraam te pas komt, dan is hij vroegtijdig zwakzinnig geworden.

Bron: GA 349 – Het leven van mens en aarde – Dornach 18 april 1923

Gotthold Ephraim Lessing (1721-1781)