We leven (als we ons met geesteswetenschap of antroposofie bezighouden) in zekere zin in een atmosfeer, die van ons een sterke krachtontplooiing, een sterke zelfhandhaving vereist. En dat zijn de diepere redenen waarom we dikwijls moedeloos kunnen worden, ons eenzaam kunnen voelen, waardoor misschien de een of ander, die naar de spirituele wetenschap streeft, met het leven niet gemakkelijk in het reine komt. Maar als we het heldere inzicht hebben hoe groot hetgeen is waarin we ons plaatsen in de gehele mensheidssamenhang en hoe het tegenwoordig slechts iets kleins lijkt, omdat we nog in het begin staan, kunnen we ook deze kracht vinden, kunnen ze dan werkelijk vinden. Al het grote in de mensheidsontwikkeling moet namelijk in het klein beginnen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 168 – Die Verbindung zwischen Lebenden und Toten – St. Gallen, 26 oktober 1916 (bladzijde 166)
Eerder geplaatst op 8 mei 2015