Een noodzaak voor de huidige mensheid

We weten dat door antroposofie, als we ons steeds meer verdiepen in wat ze ons kan geven, in ons gevoel en in ons willen die krachten stromen die we nodig hebben om opgewassen te zijn tegen de meest uiteenlopende gebeurtenissen van het leven. En we weten ook dat deze antroposofie, zoals we die nu kunnen beleven door de invloeden die nu vanuit de hogere werelden tot ons komen, in zekere zin een noodzaak is voor de huidige mensheid. We weten dat de mensheid in betrekkelijk korte tijd alle zekerheid, alle innerlijke rust, alle voor het leven noodzakelijke vrede zou moeten verliezen, als de verspreiding van wat we antroposofie of geesteswetenschap noemen niet juist in deze tijd tot de mensheid zou komen. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 134 – Die Welt der Sinne und die Welt des Geistes – Hannover, 27 december 1911 (blz. 9)

PS Ik ben er niet zo zeker van of het bovenstaande wel klopt. Er zijn genoeg mensen die sterk, zelfverzekerd en rustig in het leven staan, maar van geestelijke kennis niets willen weten. Of het zelfs allemaal bullshit noemen.

die-welt-der-sinne-und-die-welt-des-geistes-127286866

Een vereiste voor iedere leraar in de antroposofie 

Ik beschouw het als een eis aan iedere leraar in de antroposofie dat hij slechts zoveel van het onderricht vertegenwoordigt (Duits: ‘vertritt’) als hij naar beste geweten verantwoorden kan, dat betekent, ik verlang van iedere antroposofische leraar dat hij slechts dat zegt waarvan hij zelf een onmiddellijke kennis, een rechtstreeks weten heeft. Niet één woord zou de geestelijke leraar over deze hogere werelden moeten spreken, als hij niet in staat is, zelf na te vorsen; precies met hetzelfde recht als ook niemand over chemie kan spreken, die het niet gestudeerd heeft. Daarom zal ik in voordrachten slechts dat zeggen waartoe ik met absolute zekerheid tot zeggen in staat ben. Niemand is in staat de astrale wereld in haar geheel te schilderen; zij is rijker van inhoud en omvangrijker dan onze fysieke wereld. Ik geef toe dat ook de geestesonderzoeker zich in details vergissen kan, evenals men zich in de fysieke wereld vergissen kan, als men bijvoorbeeld de hoogte van een berg bepalen wil. Maar even zo weinig als een dergelijke vergissing in een detail aanleiding kan zijn om de fysieke wereld te loochenen, even zo weinig kan er voor een mens aanleiding zijn wegens een vergissing in een detail de werkelijkheid van de astrale wereld te loochenen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 88 – Über die astrale Welt und das Devachan – Berlijn, 28 oktober 1903 (bladzijde 32)

11b9b9ec-2137-420e-a504-462936b59ace

Eerder geplaatst op 19 juni 2018  (1 reactie)

 

Als je ziel ooit zwak is

Als je ziel ooit zwak is, als je ooit gelooft dat de doelen van het aardse bestaan buiten je bereik liggen, denk dan aan de goddelijke oorsprong van de mens en word je bewust van de krachten in jou die ook de krachten van de hoogste liefde zijn. Word je innerlijk bewust van de krachten die je vertrouwen en zekerheid geven in al je werken, in je hele leven, nu en in alle komende eeuwen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die  Mission  der  neuen  Geistesoffenbarung / Das  Christus-Ereignis  als  Mittelpunktsgeschehen der  Erdenevolution – Hannover, 26 december 1911 (blz. 237)

W8Zr8856

Zo waar er niets zonder oorzaak is, even zo waar is er niets zonder gevolg

Zo waar er niets zonder oorzaak is, even zo waar is er niets zonder gevolg. Ook al word ik in nood en ellende geboren, ook al heb ik weinig talenten: wat ik ook doe zal zijn werking hebben, en wat ik mijzelf bijbreng door vlijt en moraliteit, zal zeker een werking uitoefenen op volgende levens. Het kan mij bedrukken dat ik mijn lotsbestemming zelf verdiend heb, maar evenzeer kan het mij verheffen dat ik zelf kan timmeren aan mijn toekomstig leven. Wie deze wet in zijn denken en voelen opneemt, zal zien wat voor een kracht en zekerheid in het leven hij wint. Het is niet zo belangrijk dat men deze wet tot in de details doorgrondt, dat komt pas op de hogere trappen van het helderziende inzicht. Veel belangrijker is het dat men in de zin van deze wet de wereld bekijkt en ernaar leeft. Doet men dat in alle ernst jaar na jaar, dan zal deze wet zich vanzelf in het gevoel nestelen. Haar waarheidsgehalte wordt duidelijk door ze toe te passen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart 27 augustus 1906 (bladzijde 60)

Dit citaat plaatste ik eerder op 6 april 2011.

De zes basisoefeningen – 1. Gedachtenbeheersing

Bij een doelmatige scholing worden bepaalde eigenschappen genoemd, die door oefening moeten worden verworven door hem, die de weg in de hogere werelden wil vinden. Dit zijn in de eerste plaats: de heerschappij van de ziel over de loop van haar gedachten, over haar wil, en over haar gevoelens. De wijze waarop deze heerschappij door oefening moet worden verworven, heeft een tweeledig doel. Enerzijds moeten daardoor standvastigheid, zekerheid en evenwicht de ziel in die mate worden ingeprent, dat zij deze eigenschappen ook dan weet te behouden, wanneer een tweede Ik uit haar wordt geboren. Anderzijds moet aan dit tweede Ik kracht en innerlijk houvast op zijn weg worden meegegeven.

Wat bij de geestesscholing voor het denken van de mens in de eerste plaats nodig is, is zakelijkheid. In de fysiek-zintuigelijke wereld is het leven de grote leermeester tot zakelijkheid voor het menselijk Ik. Als de ziel haar gedachten op willekeurige wijze her- en derwaarts zou willen laten dwalen, zou zij zich weldra toch door het leven moeten laten corrigeren, als zij daarmee niet in conflict zou willen komen. De ziel moet denken in overeenstemming met het verloop van de feiten van het leven. Indien nu de mens zijn aandacht van de fysiek-zintuigelijke wereld afwendt, ontbreekt hem de dwingende correctie door die wereld. Als dan zijn denken niet bij machte is, zijn eigen verbeteraar te zijn, moet het aan het dwalen (irrlichtelieren) geraken. Daarom moet het denken van de leerling op de weg der geestesscholing zich zodanig oefenen, dat het aan zichzelf richting en doel kan geven. Wat het denken in zichzelf moet aankweken, is: innerlijke standvastigheid en het vermogen om strikt bij een onderwerp te blijven. Daarom moeten ‘denkoefeningen’, die daartoe leiden, niet aan de hand van vèrgezochte en ingewikkelde onderwerpen worden begonnen, maar met eenvoudige en voor de hand liggende onderwerpen. Wie het van zichzelf gedaan kan krijgen, dat hij maanden achtereen dagelijks tenminste vijf minuten zijn gedachten op een alledaags voorwerp (bijvoorbeeld een speld, een potlood enz.) richt, en gedurende die tijd alle gedachten buitensluit, die niet met dit voorwerp verband houden, heeft in deze richting veel gedaan. ( Men kan dagelijks een nieuw voorwerp bedenken, of meerdere dagen bij hetzelfde blijven). Ook hij, die zich een ’denker’ door wetenschappelijke scholing voelt, zou het niet mogen versmaden, zich op een dergelijke wijze voor de geestesscholing ‘rijp’ te maken. Want wanneer men een tijd lang zijn gedachten aan iets vastknoopt, wat men geheel en al kent, kan men er zeker van zijn, dat men denkt in overeenstemming met de zaak zelf (sachgemäss). Wie zich afvraagt: Uit welke bestanddelen is een potlood samengesteld? Hoe worden de grondstoffen voor het potlood voorbewerkt? Hoe worden zij naderhand samengevoegd? Wanneer werden potloden uitgevonden? enz. enz., zo iemand past zijn voorstellingen zeker méér aan dan hij, die erover nadenkt, hoe het met de afstamming van de mens is gesteld, of wat het leven is. Men leert door eenvoudige denkoefeningen meer voor een aan de zaak aangepaste voorstellingswijze met betrekking tot de wereld van de Saturnus-, Zonne- en Maanontwikkeling, dan door ingewikkelde en geleerde ideeën. Want aanvankelijk gaat het er helemaal niet om, dat men over dit of dat denkt, maar dat men door innerlijke kracht in overeenstemming met de aard der zaak leert denken. Heeft men deze overeenstemming met de aard van een zaak in zichzelf ontwikkeld aan de hand van een zintuigelijk-fysieke gebeurtenis, die gemakkelijk is te overzien, dan raakt het denken eraan gewend, ook doelmatig te willen zijn, indien het zich niet door de fysiek-zintuigelijke wereld en zijn wetten beheerst voelt. En men went het zich af, zijn gedachten op onzakelijke wijze rond te laten zwerven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – bladzijde 329-331

Deze vertaling is van F. Wilmar uit de vierde druk van de Nederlandstalige uitgave – bladzijde 200-202