Wilskracht/Opvoeding/Kunstzinnigheid

De wilskracht willen we zo cultiveren dat we de kinderen (in de vrijescholen) al relatief vroeg in de kinderjaren laten beginnen iets kunstzinnigs te doen. Want dit geheim kennen de meeste mensen helemaal niet, hoe het met het willen samenhangt om zich in de kindertijd ooit op de juiste wijze met tekenen, schilderen, muziek en andere kunstzinnige activiteiten te hebben beziggehouden. Men doet voor het kind iets ontzaglijk goeds, als men de kinderen met zulke dingen in aanraking brengt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297 – Idee und Praxis der Waldorfschule – Stuttgart, 31 augustus 1919 (bladzijde 76)

Eerder geplaatst op 4 oktober 2015 (4 reacties)

Over nervositeit, concentratie en wilskracht

Omdat in onze tijd zo weinig het geloof in de concentratie van de geest aanwezig is en daarom ook zo weinig gezocht wordt, komen ook zo veel kwalen voor, die als tekortkoming van de zelfopvoeding optreden, vooral die welke men tegenwoordig gewoonlijk nervositeit noemt. Terwijl men het willen schoolt doordat men zijn spieren in samenspel met het uiterlijke leven laat treden, moet men zijn zenuwgestel door geestelijke concentratie scholen. […]

Nerveus kan de mens niet zijn door de opvoeding van zijn wil, maar door verkeerde opvoeding van zijn wil. De wilscultivering kan tot nervositeit leiden, doordat de mens ze langs verkeerde wegen zoekt, als hij in plaats van met de buitenwereld in verbinding te komen en aan hun hindernissen en barrières zijn wil staalt, door allerlei innerlijke middelen, die alleen in het voorstellingsleven werken, daartoe komen wil. Daardoor kan hij gemakkelijk tot nervositeit van het willen komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 61 – Menschengeschichte im Lichte der Geistesforschung – Berlijn, 14 maart 1912 (bladzijde 439)

Eerder geplaatst op 29 september 2015 (5 reacties)

Chronische kwalen en ongemakken

Als de patiënt (Steiner spreekt hierover gevallen van ziekten die wel min of meer genezen zijn, maar waarbij chronische kwalen of ongemakken zijn achtergebleven) het nu werkelijk door een sterke wil, door ziele-cultuur zover zou kunnen brengen dat hij gedurende een bepaalde tijd zijn toestand zou kunnen vergeten, dan zou hij daaruit zo veel bevrediging kunnen putten dat hij vandaar krachten kon aankweken om dat verder voort te zetten. Als hij zijn toestand zou kunnen vergeten, er helemaal van zou afzien; als hij wilskrachtig zou zeggen: ik wil me nu niet om mijn toestand bekommeren – en als hij dan de zielekrachten die daardoor vrijkomen gebruiken zou voor een geestelijke inhoud, die hem opheft en zijn ziel voldoening geeft, dan zou hij die krachten die anders altijd gebruikt worden voor het voelen van pijn, van drukken en steken en wat er nog meer bij te pas komt, vrij krijgen; dan zou hem dat grote bevrediging geven. Want als men zich niet aan deze gevoelens overgeeft, komen er krachten vrij; die kunnen dan gebruikt worden.

Het helpt natuurlijk weinig als men alleen maar tegen zichzelf zegt dat men dat drukken en steken enzovoort niet wil voelen; want als men de krachten die dan vrij komen niet op het geestelijke richt, zullen de voorgaande toestanden direct weer intreden. Als men echter de vrijgekomen krachten richt op een geestelijke inhoud, die de ziel in beslag neemt, dan zal men merken dat men langs een ingewikkelde weg bereikt, wat het lichaam anders zonder het eigen toedoen door het overwinnen van het ziekteproces tot stand brengt.

Bron: Rudolf Steiner – Openbaringen van het karma – Hamburg, 20 mei 1910 (bladzijde 102) Vertaling A. Goedheer-de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius – 1979 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

Duits: GA 120 – Die Offenbarungen des Karma – Hamburg, 20 mei 1910 (bladzijde 100-101)

 Eerder geplaatst op 12 september 2015  (13 reacties)

Enkele opmerkingen over de zes basisoefeningen

De zogenaamde basisoefeningen (ook wel genoemd nevenoefeningen of vooroefeningen) komt men in de boeken en voordrachten van Steiner meermaals tegen. Deze zes oefeningen zullen de meeste lezers van deze website wel bekend zijn. Voor alle duidelijkheid geef ik nog even de links naar de zes blogs, waarin de oefeningen staan, zoals Steiner ze heeft beschreven in zijn Magnum Opus Die Geheimwissenschaft im Umriss. (Vertaling F. Wilmar)

   1. Gedachtenbeheersing

   2. Wilskracht

  1. Gelatenheid 
  1. Positiviteit 
  1. Onbevangenheid 
  1. Harmonie  

In GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden, Band I – komen de basisoefeningen ook verscheidene keren ter sprake. Hierbij maakt Steiner nog een paar opmerkingen die mij vrij onbekend waren en die mij wel van belang lijken.

Het komt vóór alles erop aan dat men de oefeningen precies in deze volgorde doet. Wie de tweede oefening voor de eerste doet, heeft er geen profijt van. Want juist op deze volgorde komt het aan. (bladzijde 234)

Is men klaar met de zes maanden, dan begint men weer van voren af aan. (bladzijde 239)

Terwijl deze zes oefeningen niet aan een bepaald uur van de dag zijn gebonden, alleen dagelijks, zoals beschreven, moeten worden gedaan, moet de meditatie altijd op dezelfde tijd gedaan worden. (bladzijde 240)

Ik heb altijd gedacht dat die oefeningen elke dag op ongeveer dezelfde tijd zouden moeten worden gedaan, maar dat geldt dus blijkbaar alleen voor de meditatie-oefeningen, maar niet voor de basisoefeningen. 

Eerder geplaatst op 26 juni 2015

De zes basisoefeningen – 2. Wilskracht  

Evenals de ziel in de gedachtenwereld moet leren heersen, zo moet zij dat ook in het gebied van de wil. Ook hierbij is het in de fysiek-zintuigelijke wereld het leven, dat als gebieder optreedt. Dit doet de een of andere behoefte bij de mens gelden; en de wil voelt zich aangespoord tot bevrediging van deze behoefte. Bij de hogere scholing moet de mens zich er aan gewennen, zijn eigen bevelen strikt te gehoorzamen. 

Bij wie zich dit aanwent, zal het steeds minder en minder opkomen, iets zinloos te begeren. Het onbevredigende, ongestadige in het wilsleven vloeit echter voort uit het begeren van die dingen, van welker verwezenlijking men zich geen duidelijk begrip vormt. Een dergelijk onbevredigd blijven kan echter het gehele gemoedsleven in wanorde brengen, wanneer een hoger Ik uit de ziel wil voortkomen. 

Het is een goede oefening, maanden achtereen zichzelf op een bepaald moment van de dag het bevel te geven: Vandaag, ‘op die bepaalde tijd’, zult gij ‘dit’ verrichten. Men komt er dan geleidelijk toe, zichzelf de tijd van uitvoering en de soort van de te verrichten zaak zo te bevelen, dat de uitvoering heel precies mogelijk is. Zodoende verheft men zich boven het verderfelijke: ‘ik zou dit graag willen; ik wil dat’, terwijl men daarbij in het geheel niet aan de uitvoerbaarheid denkt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 331-332)

Deze vertaling is van F. Wilmar uit de vierde druk van de Nederlandstalige uitgave – bladzijde 202

Eerder geplaatst op 10 mei 2013 (4 reacties)