Een grote domheid en een vreselijk bijgeloof

Vandaag de dag moet de antroposofie zich nog laten welgevallen om door de gangbare, officiële wetenschap, die men misschien ook de “antisofie” zou kunnen noemen, voor een grote domheid en een vreselijk bijgeloof uitgemaakt te worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 102 – Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen – Berlijn, 15 februari 1908 (bladzijde 45)

9sPBf77p

Eerder geplaatst op 19 juli 2018

De twee hoofdgedachten van de antroposofie

Alle occulte wetenschap moet uit twee gedachten voortkomen, die in ieder mens wortel kunnen schieten. Voor de geesteswetenschapper, zoals deze hier wordt opgevat, drukken deze beide gedachten feiten uit, die ervaarbaar zijn wanneer de mens zich van de juiste middelen bedient. Voor veel mensen zijn deze gedachten op zichzelf al hoogst aanvechtbare beweringen waarover veel geredetwist kan worden, zo al niet iets wat ‘aantoonbaar’ onmogelijk is. Deze beide gedachten zijn, dat er achter de zichtbare wereld een onzichtbare, een in eerste instantie voor de zintuigen en het aan deze zintuigen gebonden denken verborgen wereld is en dat het de mens door ontwikkeling van vermogens die in hem sluimeren, mogelijk is in deze verborgen wereld binnen te dringen.

‘Een dergelijke verborgen wereld bestaat niet,’ zegt de een. ‘De wereld die de mens via zijn zintuigen waarneemt, is de enige. De oplossing van haar raadsels is in haarzelf te vinden. Al is de mens tegenwoordig nog lang niet zo ver dat hij op alle problemen van het leven een antwoord heeft, de tijd zal zeker komen dat de zintuiglijke ervaring en de daarop geënte wetenschap die antwoorden zullen leveren.’ 

‘Je kunt niet beweren dat er geen verborgen wereld achter de zichtbare is,’ zeggen anderen; ‘maar de menselijke kenvermogens kunnen niet in die wereld doordringen. Ze hebben grenzen die je niet kunt overschrijden. Laten “religieuze” behoeften bij zo’n wereld hun toevlucht zoeken, een wetenschap in de ware zin des woords, gebaseerd op gewaarborgde feiten, kan zich met een dergelijke wereld niet bezighouden.’ 

Een derde groep ziet het als vermetelheid wanneer de mens met zijn streven naar kennis in een gebied wil doordringen waar je van ‘weten’ moet afzien en je met ‘geloof’ tevreden moet stellen. De aanhangers van deze overtuiging beleven het als een onrechtmatigheid wanneer de zwakke mens binnen wil dringen in een wereld die enkel en alleen het religieuze leven kan toebehoren. Ook wordt naar voren gebracht dat voor alle mensen een gemeenschappelijke kennis van de feiten van de zintuiglijke wereld is weggelegd, dat het echter bij bovenzinnelijke zaken alleen om de persoonlijke mening van de enkeling kan gaan en dat van een algemeen geldende zekerheid op dit gebied geen sprake kan zijn. Zo zijn er nog vele andere meningen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – Die Geheimwissenschaft im Umriss – Hoofdstuk Die Erkenntnis der höheren Welten (blz. 41-42)

Nederlands: De wetenschap van de geheimen der ziel (blz. 17-18)

Vertaald en toegelicht door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten © 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen Tweede druk 2004 Derde druk 2011 Vierde druk 2019

523x840

Eerder geplaatst op 27 november 2015 in de vertaling van F. Wilmar (5 reacties)

Wat men wetenschap noemt is in feite geloof

We zijn eraan gewend geraakt om dat wat in de loop der eeuwen is ontstaan als de op uiterlijke zintuigen gebaseerde natuurwetenschappen, zoals astronomie, biologie, zoölogie of de medische wetenschap, zo te nemen als het ons in de gevestigde opleidingsinstituten en in de erkende instellingen wordt voorgeschoteld. Daar zijn we in de loop der eeuwen aan gewend geraakt en tegenwoordig klampen we ons daar op een verschrikkelijke wijze aan vast. En hoewel men er geen flauw benul van heeft hoe een chemicus in zijn laboratorium eigenlijk onderzoek doet en hoe het resultaat dat hij presenteert eigenlijk tot stand komt, roept men toch dat dat waarheid is, dat dat kennis is. Men beweert dat dat geen geloof is, maar wetenschap. Het is natuurlijk puur geloof! Maar men zegt dat het kennis is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 243 – Het bewustzijn van de ingewijde – Torquai, 22 augustus 1924 (blz. 223)

Vertaling Hans Schenkels

Duitstalige link: GA 243 (blz. 222-223)  

geloof-en-wetenschap-als-verschillende-keuzes-het-leven-gezien-woorden-verkeersborden-die-op-tegengestelde-manieren-wijzen-187479983

Alles ontstaat vanzelf, niet zo’n slimme gedachte  

Wat de uiterlijke fysieke wetenschap tegenwoordig weet over de bouw van de schedel, de hersenen, is veel, zo veel dat er nogal wat mensen zijn voor wie het te veel is om het te weten. Maar als men met deze kennis van de materiële wetenschap zou willen nagaan hoe de schedel met de hersenen, deze wonderbaarlijke structuur, tot in de kleinste delen zou moeten worden gevormd, dan zou er met deze wetenschap zeer weinig van terecht komen om het werkelijk te vormen! Dit is toch een belangrijk geheim. Met dit geheim zijn een bepaald soort mensen snel klaar door te zeggen: Wat er met mensen gebeurt in de opeenvolgende generaties, dat gaat helemaal vanzelf. Dat zo’n menselijk hoofd zich vormt in het lichaam van de moeder, dat gaat dus helemaal van nature.

Het is begrijpelijk dat mensen dat zeggen, maar hoe slim dit is wil ik door een vergelijking duidelijk maken. We kunnen hypothetisch aannemen dat er wezens in München zijn die veel zouden kunnen zien, maar juist niet de mens, noch de mens in zijn activiteit zouden kunnen zien. Het zou toch denkbaar zijn dat zulke wezens München bevolken die de mens en zijn activiteiten niet konden zien.

Dergelijke wezens, die de mens en zijn werkzaamheden niet zouden kunnen zien, zouden bijvoorbeeld wel horloges kunnen zien. Dus ze zouden zien dat er horloges zijn en hoe de horloges worden gemaakt, maar ze zouden niet de mens zien, de horlogemaker die het horloge monteert. Ze zien niet de handen die de afzonderlijke onderdelen samenvoegen, ze zien alleen hoe het horloge wordt gevormd uit de afzonderlijke onderdelen. Ze zouden misschien nog wel de verschillende pincetten en tangen enzovoort zien, waarmee de onderdelen worden aangevat, maar voor hen worden als het ware vanuit de lucht de afzonderlijke onderdelen van het horloge samengevoegd. Wat zouden deze wezens dan voor gedachte over het horloge hebben? Ze zouden niet zeggen: er zijn horlogemakers in München -, dat zouden ze helemaal ontkennen. Ze zouden zeggen: Oh, het is een vreselijk bijgeloof om aan te nemen dat er horlogemakers zijn, want de horloges ontstaan geheel vanzelf, men ziet immers hoe ze zich vanzelf samenvoegen. 

Net zoals deze wezens zouden oordelen, zo oordelen de mensen die aannemen dat wat zich nu geleidelijk op het fysieke gebied vormt, vanzelf ontstaat. Alles wat hier ontstaat, komt voort uit de werkzaamheden van de spirituele wezens van de hogere hiërarchieën. Waarachtig niet alleen door de interactie van vader en moeder en door wat zich dan in het lichaam van de moeder ontwikkelt, vormt de mens zich ‘vanzelf’, maar de hele wereld werkt erin, hier is de hele kosmos met de wezens van de hogere hiërarchieën bij betrokken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 174a – Mitteleuropa zwischen Ost und West – Kosmische und menschliche Geschichte – Sechster  Band – München, 20 maart 1916 (bladzijde 138,139,140)

horlogemaker-hersteller

Eerder geplaatst op 13 mei 2020

Geen tegenstrijdigheid

Naar de geest en naar de ware zin van de zaak zal ook geen echte wetenschapper een tegenspraak (in de oude vertaling van F. Wilmar staat hier het woord tegenstrijdigheid) kunnen ontdekken tussen zijn wetenschap, die is gebouwd op de feiten van de zintuiglijke wereld, en de wijze waarop de bovenzinnelijke wereld wordt onderzocht. De wetenschapper bedient zich van bepaalde instrumenten en methoden. Die instrumenten vervaardigt hij door verwerking van wat de ‘natuur’ hem biedt. Het bovenzinnelijk onderzoek bedient zich ook van een instrument. Alleen is de mens zelf dit instrument. En ook dit instrument moet eerst voor het hogere onderzoek geschikt worden gemaakt. De mogelijkheden en krachten die de mens zonder zijn toedoen van de ‘natuur’ heeft gekregen, moeten in hogere worden omgevormd. Zodoende kan de mens zichzelf tot instrument maken voor het onderzoeken van de bovenzinnelijke wereld.

Duitstalige bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 51)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / Karakter van de occulte wetenschap (blz. 25)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Tweede druk 2004 / Derde druk 2011 / Vierde druk 2019

748x1200

Eerder geplaatst op 22 februari 2020