Twee schadelijke stromingen

Wanneer er een overmacht aan Oosterse cultuur ontstaat, dan zou de wereld overspoeld worden met schimmige mystiek, de aarde zou overspoeld worden met een wezensvreemde theosofie. Zou die overmacht in het Westen ontstaan, dan zou de wereld overspoeld worden, getiranniseerd door alleen maar het materiële leven. Deze opdracht hebben wij: twee vreselijk schadelijke stromingen in de mensheid tegen te houden door een verstandige driegeleding van het sociale organisme, door het economische en geestesleven op zichzelf te stellen en de staat de mogelijkheid te ontnemen, deze dingen zo ver te laten komen dat vanuit het Westen en het Oosten over ons losbarstend, onze ondergang komt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 1 juni 1919 (bladzijde 142)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor zijn vertaling van de gehele voordracht zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Eerder geplaatst op 5 juli 2018 

pooster5.001

Mediteren/Bidden

Mediteren wordt gewoonlijk als een meer Oosterse manier beschouwd om zich tot zijn god te verheffen. In het Westen, vooral in de christelijke gemeenschap, kent men daarvoor in de plaats het gebed, waardoor de christen zich tot zijn god richt, waardoor de christen poogt op zijn manier toegang te winnen in de hogere werelden. Nu moet het vóór alles duidelijk zijn dat wat tegenwoordig vaak als gebed wordt gezien in geen geval in christelijke zin en het allerminst in de zin van de stichter van de christelijke godsdienst, de Christus Jezus zelf, als gebed zou kunnen gelden.

In werkelijk christelijke zin is het nooit een gebed wanneer een individuele mens tot zijn god om iets bidt dat aan zijn eigen persoonlijke en egoïstische wensen moet voldoen. Als iemand om de vervulling van persoonlijke wensen vraagt of bidt, dan komt hij natuurlijk zeer gauw ertoe om geheel te veronachtzamen de universaliteit en het alomvattende in de erkenning van wat door het gebed nagestreefd wordt. Hij gaat er vanuit dat de godheid aan juist zijn wensen in het bijzonder zal voldoen.

Een boer die een of andere groente verbouwd heeft, kan misschien regen nodig hebben, een ander naast hem heeft zonneschijn nodig. Wat moet de goddelijke voorzienigheid dan doen? Er valt helemaal niet aan te denken wat de goddelijke wereldorde moet doen, als twee legers tegenover elkaar staan en elk van hen bidt om hem de overwinning te verlenen, en ieder zijn overwinning als de enige juiste ziet.

Zo zal men meteen inzien hoe weinig zo’n uit de persoonlijke wensen voortkomend gebed aan universaliteit en algemene menselijkheid in zich heeft en hoe zelfs de toekenning van een god alleen aan de ene partij van de biddenden kan voldoen. Men negeert, als men op zo’n manier bidt, het soort gebed waarmee de Christus Jezus de stemming aangegeven heeft, die in elk gebed zou moeten heersen, het gebed dat zegt: ‘Heer laat deze beker aan mij voorbijgaan, maar niet mijn, doch uw wil geschiede.’ Dit is de christelijke grondstemming van het gebed.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft/ Christliche Esoterik im Lichte neuer Geist-Erkenntnis – Berlijn, 28 januari 1907 (bladzijde 203-204)

Dit is het wat een oneindige verwarring en oneindige chaos aanricht

De mogelijkheid om concreet te spreken over de verhouding van het geestelijke tot het fysiek-zintuiglijke heeft de mensheid zich geheel afgewend. De mensheid zou heden ten dage graag alles – als ik de triviale uitdrukking gebruiken mag – over één kam scheren. De mensheid zou het liefste theorieën uitvinden volgens welke men de mensen over de gehele wereld op gelijke wijze gelukkig maken kan. De socialist van tegenwoordig denkt dat bepaalde ideeën de juiste zijn voor het mensenleven, de juiste zijn voor Engeland, voor Amerika, voor Rusland, voor Azië; als alle hun staten zo inrichten, als het socialisme het wil, dan komt vanzelfsprekend het geluk, dat de mens van tegenwoordig zich op aarde in zijn dromen voorstelt. Zo denkt de mens.

Dit alles zijn abstracties, het zijn allemaal onwerkelijke begrippen en ideeën; niet weten dat zich op het ene gebied op aarde vanuit een bepaald volk zich het ene voorbereid, op een ander gebied op aarde het andere voorbereid, niet de mogelijkheid hebben om het grote verschil tussen het Westen en het Oosten te begrijpen: dat is het wat een oneindige verwarring en oneindige chaos aanrichten moet. Want alleen wanneer de mens de mogelijkheid heeft om een brug te slaan van zijn ziel naar de objectieve feiten kan hij op een gunstige manier meewerken aan de vormgeving van het bestaan op aarde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – Zürich, 13 November 1917 (bladzijde 104)