We staan helaas in een wereld waar in onze huidige beschaving de mens slechts in zeer beperkte mate naar de levenspraktijk geleid wordt. […] De volle liefde tot de praktijk, de volle liefde zelfs tot wat onze handen grof (Duits: im groben) moeten verrichten, wordt in het huidige schoolonderwijs slechts in zeer geringe mate ontwikkeld.
Juist echter, als men op deze wijze vanuit werkelijke mensenkennis onderricht en opvoedt, zal men de overgang vinden, dat het kind, als het de rijpe leeftijd bereikt heeft, een innerlijke, vanzelfsprekende behoefte heeft een praktisch mens te worden. We proberen daarom in de Vrije Scholen (Duits: der Waldorfschule), omdat we de kinderen leiden tot de leeftijd dat de rijpheid nadert, overal het praktische in de school in te voeren. We proberen handwerken, dat tegelijkertijd als kunstzinnig handwerken wordt behandeld, in de school te brengen.
We hebben de Vrije School zo ingericht, dat jongens en meisjes door elkaar zijn. Het heeft tot nu toe niet de geringste schade in de onderwijsvoering veroorzaakt. Er is echter wat anders uit gebleken, namelijk dat de jongens meisjeswerk, breien, haken enzovoort buitengewoon graag doen, en dat juist met betrekking tot dit handwerken een prachtige samenwerking plaatsvindt in de Vrije School. En misschien neemt u mij deze persoonlijke opmerking niet kwalijk: Degene die als jongen eens in de school breien of haken heeft geleerd, die weet, hoeveel naar boven gestroomd is in het hoofd van dit breien leren, van dit haken leren; hoeveel overgegaan is van dit hanteren van de breinaalden en het inrijgen van de naalden in de consequente ontwikkeling van het logisch denken. Dat lijkt misschien paradoxaal, het behoort echter toch tot de intimiteiten van het leven.
Bron: Rudolf Steiner – GA 304 – Erziehungs- und Unterrichtsmethoden auf anthroposophischer Grundlage – Kristiania (Oslo), 24 november 1921 (bladzijde 173-174)
Zie ook: Nietzsche-dispuut
Eerder geplaatst op 10 februari 2014