Over karma en helpen

Als een mens lijdt, hoort men vaak zeggen: ‘Hij verdient zijn lijden, hij moet zijn karma dragen; als ik hem help, dan grijp ik in zijn karma in.’ – Dat is een dwaasheid. Zijn armoede, zijn ellende is veroorzaakt door zijn vorige leven, maar als ik hem help, zal mijn hulp een nieuwe post in zijn leven invoeren. Ik breng hem daardoor vooruit. Het is immers ook dwaas, als men een koopman met 1000 of 10.000 Mark van de ondergang zou kunnen redden, om te zeggen: ‘Nee, dan zou je balans veranderd worden.’ – Juist dat zou ons moeten aanzetten om de mensen te helpen. Ik help hem, omdat ik weet dat in de karmische samenhangen niets zonder uitwerking is. Dat zou voor ons een aansporing moeten zijn tot daadwerkelijke actie.

mindtip-52-helpen-201007-w1200

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – Die Theosophie des Rosenkreuzers – Die Technik des Karma – München, 31 mei 1907 (bladzijde 78-79)

Eerder geplaatst op 3 januari 2017

Rudolf Steiner – Al onze wijsheid danken wij aan leed en pijn in vervlogen aardelevens

Het is van groot belang om duidelijk in te zien hoe men alles wat men in de loop van een leven heeft beleefd – gevoelens over de wereld, lust, pijn en zo meer -, in de geestelijke wereld om zich heen heeft als buitenwereld. Het is niet droevig dat zich de smarten zich daar om ons heen uitbreiden. Dat is in het geheel niet treurig, want al het lijden is daar om ons heen aanwezig als onweer hier in de zintuiglijke wereld, en alle vreugdevolle ervaringen zijn daar als wonderbaarlijke wolkenluchten. En juist wat wij zelf innerlijk hebben beleefd, dat is daar niet zoals hier innerlijk in ons, maar in deze uiterlijke vormen in onze omgeving, zoals natuurbeelden. Het is rondom ons, alsof het in beelden, klanken of atmosferische verschijnselen om ons heen zou zijn; het is geobjectiveerd als hemelse vormen. Dat bijvoorbeeld de smarten ons tegemoet stralen, is – zoals ik zei – niet bedroevend, netzomin als het hier in het leven bedroevend is als bliksem en donder ons omgeven; want wie de samenhang inziet, die weet wat wij aan pijn en smart te danken hebben. Juist wie leed en smart heeft ervaren, zal altijd zeggen, dat weliswaar vreugden dankbaar worden aanvaard, maar dat men de smarten en pijn niet zou moeten missen. Al onze wijsheid danken wij aan leed en pijn van het vervlogen aardeleven. Een gezicht dat in dit leven met een uitdrukking van wijsheid verschijnt, is zo doordat het de wereldsamenhang in een vroeger leven als smart heeft ervaren.

Bron: GA 100 – Kassel 20 juni 1907 (bladzijde 58-59)