Over dieren en herinnering 

De fout om bij het dier van herinnering te spreken, wordt nog gemakkelijker gemaakt dan de fout om aan de plant bewustzijn toe te schrijven. Het ligt zo voor de hand aan herinnering te denken wanneer de hond zijn baas herkent, die hij misschien tamelijk lang niet heeft gezien. Maar in werkelijkheid berust dit herkennen niet op herinnering maar op iets heel anders. De hond voelt een bepaalde aantrekkingskracht tot zijn baas. Die gaat van het wezen van de laatste uit. Dit wezen bezorgt de hond vreugde, zolang zijn baas aanwezig is. En iedere keer wanneer deze aanwezigheid optreedt, is ze oorzaak tot hernieuwing van de vreugde. Van herinnering is alleen sprake wanneer een wezen niet slechts met zijn belevenissen in het heden leeft, maar ook die uit het verleden bewaart. Iemand zou dit zelfs kunnen toegeven en toch de fout kunnen maken te denken dat de hond herinnering heeft, door namelijk te zeggen: de hond treurt wanneer zijn baas hem verlaat, dus blijft de herinnering aan hem bestaan. Ook dit is een onjuist oordeel. Door het samenleven met zijn baas wordt diens aanwezigheid voor de hond een behoefte en hij voelt diens afwezigheid daardoor op dezelfde manier als hij honger voelt. Wie zulke onderscheidingen niet maakt, zal geen duidelijk inzicht in de werkelijke verhoudingen van het leven krijgen. 

Op grond van bepaalde vooroordelen zal tegen dit betoog worden ingebracht, dat we toch niet kunnen weten of bij het dier al dan niet iets aanwezig is dat op de menselijke herinnering lijkt. Een dergelijke tegenwerping berust echter op een ongeschoolde waarneming. Wie werkelijk objectief kan waarnemen hoe het dier zich in de context van zijn ervaringen gedraagt, merkt het verschil tussen dit gedrag en dat van de mens. En het wordt hem duidelijk dat het dier zich gedraagt als een wezen dat geen herinnering heeft. Voor de bovenzinnelijke waarneming is dat zonder meer duidelijk. Maar wat door middel van de bovenzinnelijke waarneming direct tot bewustzijn komt, dat kan aan zijn uitingen op dit gebied ook door de zintuiglijke waarneming en de denkende verwerking daarvan herkend worden. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – Wesen der Menschheit (blz. 62-63)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / Het wezen van de mens (blz. 33-34)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Wetenschap-van-de-geheimen-der-ziel

Antroposofie en socialisme (1 van 11) – Hoeveel mensen leven in de bitterste ellende. Wij hebben vandaag de dag belangrijker dingen te doen dan “het hogere”.

Er zijn vele redenen waarom de antroposofische gezindheid tegenwoordig maar moeilijk de toegang tot de mensenharten kan veroveren. Enerzijds staan er de vooroordelen van het muggenziftende verstand tegenover, die zich eraan gewend heeft alleen het tastbare te laten gelden. Anderzijds zijn er de twijfelende gevoelens van hen die zeggen: ‘Het zich bezighouden met hoger geestelijk leven mag dan wel iets heerlijks en nobels zijn, maar wij hebben vandaag de dag belangrijker dingen te doen.’ Dergelijke bezwaren komen vaak voort uit oprechte menslievendheid, uit waar medegevoel met de ontberingen en het lijden van de mensheid.

Er wordt op gewezen hoe vele mensen in de bitterste ellende hun bestaan doorbrengen, hoe velen door honger gekweld, door levensomstandigheden die waarlijk onmenselijk zijn, murw en stomp geslagen worden. Kijk eens, zo roept men tegen de antroposofen, naar die duizenden in de grote steden in hun duistere krotwoningen, die niet eens menselijke woningen genoemd kunnen worden. Zo veel personen zijn daar samengepropt in een ruimte, die hen tot fysieke en morele verdorvenheid veroordeelt. Kijk naar de arbeiders die van de vroege morgen tot de late avond voor een allerbelabberdst loon hun krachten offeren en die tot een mensonwaardig bestaan zijn gedoemd! Is het niet vóór alle andere dingen nodig om de mensheid in deze richting te helpen? Zij die zo spreken zien het antroposofische streven als het werk van lanterfantende niksnutten, die niets weten van wat de grootste noden zijn.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 430-431)

rudolf-steiner-ga-34-lucifer-gnosis-grundlegende-a

Eerder geplaatst op 21 augustus 2018

Levenswijsheid/Levenspraktijk

Door te kijken naar wat hier wordt beschreven, is het gemakkelijk in te zien dat het werkelijk niet om iets gaat dat slechts theoretisch is, maar iets wat de hele mens raakt, want ik heb vandaag juist die inzichten naar voren gebracht die direct op de mens zelf betrekking hebben. 

Zeker, niet iedereen kan een spiritueel onderzoeker zijn, net zomin als iedereen chemicus of astronoom kan zijn. Maar met het gezonde verstand is volstrekt te begrijpen wat astronomie, chemie, fysica leren. Net zo is met het gezonde mensenverstand te begrijpen wat de geestelijke onderzoeker uit de diepten van de menselijke ziel naar boven haalt, als men alleen maar niet de dingen voor zichzelf dichtmetselt door wetenschappelijke vooroordelen. Dan echter, als het omhooggehaald en tot levenswijsheid wordt, dan wordt het ook levenspraktijk.

En ik wil, omdat ik er niet van houd in algemene abstracties te spreken, aan de hand van concrete voorbeelden laten zien hoe deze dingen tot levenspraktijk worden, als ze in de mensen stromen doordat hij zich doordringt met de inzichten van de antroposofische geesteswetenschap.

Bron: Rudolf Steiner – GA 255b – Die Anthroposophie und ihre Gegner – Stuttgart, 4 januari 1921 (bladzijde 279)

Eerder geplaatst op 11 november 2018

5197b799528cf7041597e6511e263876

Marie Steiner von Sivers (1867-1948)

Als er gezegd wordt: ‘Ook de geesteswetenschap moet men geloven’, dan berust dit op een volkomen misverstand.

Ik heb het al vaak benadrukt: Als er gezegd wordt: ‘Ook de geesteswetenschap moet men geloven’, dan berust dit op een volkomen misverstand. Dat de mensen zeggen dat men de geesteswetenschap ook maar moet geloven, komt doordat ze zo volgepropt zijn met materialistische vooroordelen dat ze niet ingaan op wat deze wetenschap werkelijk geven kan. Als men er eenmaal op ingaat, kan men alles bevatten en begrijpelijk vinden. Het is niet alleen de helderziendheid dat toereikend is, het gewone begripsvermogen is voldoende om alles langzamerhand – hoewel menigeen “langzamerhand” ongemakkelijk zal vinden – te bevatten en te begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie erwirbt man sich Verständnis für die geistige Welt? – Berlijn, 18 april 1914 (bladzijde 19)

Eerder geplaatst op 1 October 2017  (2 reacties)

geloven-weten-wegwijzer-beeld_csp19824076

Als er gezegd wordt: ‘Ook de geesteswetenschap moet men geloven’, dan berust dit op een volkomen misverstand.

Ik heb het al vaak benadrukt: Als er gezegd wordt: ‘Ook de geesteswetenschap moet men geloven’, dan berust dit op een volkomen misverstand. Dat de mensen zeggen dat men de geesteswetenschap ook maar moet geloven, komt doordat ze zo volgepropt zijn met materialistische vooroordelen dat ze niet ingaan op wat deze wetenschap werkelijk geven kan. Als men er eenmaal op ingaat, kan men alles bevatten en begrijpelijk vinden. Het is niet alleen de helderziendheid die toereikend is, het gewone begripsvermogen is voldoende om alles langzamerhand – hoewel menigeen “langzamerhand” ongemakkelijk zal vinden – te bevatten en te begrijpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie erwirbt man sich Verständnis für die geistige Welt? – Berlijn, 18 april 1914 (bladzijde 19)

Eerder geplaatst op 18 augustus 2017

387-steiner-rudolf-wie-erwirbt-man-sich-verstandnis-fur-die-geistige-welt-steiner-rudolf-1