Het is niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten

Men hoeft werkelijk zijn verstand niet bijzonder in te spannen om schijnbare weerleggingen te vinden voor verklaringen die de spirituele onderzoeker geeft over speciale samenhangen tussen de afzonderlijke aardelevens van mensen. Ja, het is niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten, omdat het toch tot “de verborgen diepten van het bestaan” behoort en dit er op het gebied van het gewone denken vreemd uit kan zien.

Als de spirituele onderzoeker bijvoorbeeld zegt: Het komt voor dat een mens in een aardeleven achterlijk (Duits: idiotisch) was, zich echter door zijn ervaringen als achterlijke, waarop hij na de dood terugziet, voor een volgend aardeleven de krachten voor een filantropisch genie eigen maakt. Dan zullen mensen met een bepaalde gezindheid tegenover zo’n opmerking vanzelfsprekend lachen en spotten; wie door een inzicht in het ware geesteswetenschappelijk onderzoek en de daarmee samenhangende gevoelsstemming van de onderzoeker een begrip verkrijgt voor de diepe ernst, die aan zo’n uitspraak ten grondslag moet liggen, van de geestelijke arbeid waardoor men zo’n uitspraak aan de ziel ontworstelt, die zal het lachen en de spot vergaan. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 35 – PHILOSOPHIE UND ANTHROPOSOPHIE/ GESAMMELTE AUFSÄTZE 1904-1923 (bladzijde 165)

Eerder geplaatst op 11 augustus 2017  (2 reacties)

rudolf_steiner_by_chiichiichan94_d5s4g20-fullview

Ongeluk

Beschouwen we het geval dat een mens in de bloei van zijn leven door een ongeluk uit het leven wordt weggerukt. Dan toont zich voor de geestesonderzoeker het volgende. Als hij deze ziel na de dood vervolgt, dan blijkt dat deze ziel, doordat zij dit ongeval heeft doorgemaakt, in het doormaken van deze ongelukkige gebeurtenis krachten in zich heeft opgenomen, die geëigend zijn voor het volgende aardeleven grotere intellectuele bekwaamheden voor te bereiden dan voorbereid zouden worden, als dit ongeluk niet gebeurd zou zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 063 – Geisteswissenschaft als Lebensgut – Berlijn, 4 december 1913 (bladzijde 171)

Eerder geplaatst op 26 maart 2016

Het is niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten

Men hoeft werkelijk zijn verstand niet bijzonder in te spannen om schijnbare weerleggingen te vinden voor verklaringen die de spirituele onderzoeker geeft over speciale samenhangen tussen de afzonderlijke aardelevens van mensen. Ja, het is niet bijzonder moeilijk om veel op dit gebied te bespotten, omdat het toch tot “de verborgen diepten van het bestaan” behoort en dit er op het gebied van het gewone denken vreemd uit kan zien.

Als de spirituele onderzoeker bijvoorbeeld zegt: Het komt voor dat een mens in een aardeleven achterlijk (Duits: idiotisch) was, zich echter door zijn ervaringen als achterlijke, waarop hij na de dood terugziet, voor een volgend aardeleven de krachten voor een filantropisch genie eigenmaakt. Dan zullen mensen met een bepaalde gezindheid tegenover zo’n opmerking vanzelfsprekend lachen en spotten; wie door een inzicht in het ware geesteswetenschappelijk onderzoek en de daarmee samenhangende gevoelsstemming van de onderzoeker een begrip verkrijgt voor de diepe ernst, die aan zo’n uitspraak ten grondslag moet liggen, van de geestelijke arbeid waardoor men zo’n uitspraak aan de ziel ontworstelt, die zal het lachen en de spot vergaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 35 – PHILOSOPHIE UND ANTHROPOSOPHIE/ GESAMMELTE AUFSÄTZE 1904-1923 (bladzijde 165)

Eerder geplaatst op 1 oktober 2016 

Rudolf Steiner – Ongeluk

Beschouwen we het geval dat een mens in de bloei van zijn leven door een ongeluk uit het leven wordt weggerukt. Dan toont zich voor de geestesonderzoeker het volgende. Als hij deze ziel na de dood vervolgt, dan blijkt dat deze ziel, doordat zij dit ongeval heeft doorgemaakt, in het doormaken van deze ongelukkige gebeurtenis krachten in zich heeft opgenomen, die geëigend zijn voor het volgende aardeleven grotere intellectuele bekwaamheden voor te bereiden dan voorbereid zouden worden, als dit ongeluk niet gebeurd zou zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 063 – Berlijn 4 december 1913 (bladzijde 171)