Steiner over vegetarisme

Zolang de mens nog begeerte naar vlees heeft, is vegetarisme van geen nut voor hem; maar pas dan heeft het zin, wanneer hij op het volgende standpunt staat, wat ik door een kleine vertelling duidelijk maken wil.

Enige tijd geleden werd iemand gevraagd: ‘Waarom eet u eigenlijk geen vlees?’ Daarop zei hij: ‘Ik wil u met een tegenvraag lastigvallen: Waarom eet u geen hondenvlees of kattenvlees?’

‘Dat kan men toch niet eten!’, was het antwoord.

‘Waarom dan niet?’

‘Nu, omdat ik daar een afkeer van heb.’

‘Goed, evenzo heb ik een afkeer van alle vlees.’

Om deze stemming gaat het. Als het genot aan vleeskost opgehouden is, dan is er pas de stemming, waarmee de onthouding van vleesvoeding met betrekking tot geestelijke ontwikkeling van nut is. Voordien kan het afzien van vlees slechts een hulpmiddel zijn om de begeerte naar vlees af te wennen. Maar als men zich de begeerte naar vlees niet afwennen kan, dan is het misschien beter om weer te beginnen met vlees; want het voortdurend zich kwellen daarmee is volstrekt niet de juiste weg, om door te dringen in het begrip voor geesteswetenschap.

Bron: Rudolf Steiner – GA 58 – Die Askese und die Krankheit – Berlijn, 11 november 1909 (bladzijde 206)

recepten6

Eerder geplaatst op 9 mei 2018  (20 reacties)

Over voedingsinstinct bij kinderen (2 – slot)

Alleen kinderen bij wie er in de lever iets niet in orde is – wat dan zelfs door de suiker kan worden genezen -, die pakken suiker; de anderen interesseert de suiker niet, die laten het staan. Natuurlijk mag dit niet ontaarden in een slechte gewoonte, maar men moet voor zoiets begrip hebben. En men kan er op twee manieren begrip voor hebben. Ziet u, als het kind steeds maar eraan denkt: Wanneer kijkt vader of moeder niet, zodat ik de suiker nemen kan -, dan steelt het kind later ook andere dingen.

Als men het kind echter tevreden stelt, doordat men het geeft wat het nodig heeft, dan wordt het geen dief. Het is dus ook in moreel opzicht van groot belang of men zulke dingen opmerkt of niet. Dat is zeer belangrijk, mijne heren. 

Dus moet men op de vraag die u nu gesteld heeft antwoorden: Men moet goed letten op wat het kind wil of verafschuwt en het niet dwingen tot wat het niet wil. Want als het bijvoorbeeld gebeurt, wat bij zeer veel kinderen het geval is, dat het geen vlees wil eten, dan is het zo dat het kind door het vlees darmgiften oploopt, en die wil het vermijden. Dit instinct heeft het kind. Een kind dat aan tafel zit, waar alle anderen vlees eten en hij weigert het vlees, dan heeft het de aanleg om darmgiften te ontwikkelen door het vlees. Met dit alles moet men rekening houden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – Dornach, 2 augustus 1924 (bladzijde 124-125)

hoe-voorkom-je-strijd-aan-tafel-peuter-kleuter

Eerder geplaatst op 13 mei 2017  (1 reactie)

Wel of niet vlees eten?

Planteneters hebben een heel lang darmkanaal; zo is het ook bij de mens. Maar als iemand temidden van een bepaald volk of ras geboren is en al zijn voorouders hebben vlees gegeten, dan heeft hij een korter darmkanaal; de darmen zijn korter geworden, te kort voor algeheel vegetarisme. Zo iemand moet eerst van alles doormaken om in staat te zijn gezond te blijven als hij alleen maar plantaardig voedsel gebruikt.

Maar men mag in dit opzicht niet fanatiek zijn. Er zijn mensen die onmogelijk zonder vlees kunnen. Daarom moet zorgvuldig onderzocht worden of zij werkelijk zonder vlees kunnen leven. Maar àls men het zonder vlees kan stellen, voelt men zich als men van vleesvoeding op vegetarisme overgaat sterker dan tevoren. Dit is namelijk de moeilijkheid: velen kunnen niet leven zonder vlees. Als men het zich echter kan ontzeggen, voelt men zich als vegetariër sterker, omdat men dan geen vreemd vet hoeft af te zetten, maar slechts zijn eigen vet krijgt; daarin voelt men zich dan sterk.

Ik kan van mijzelf zeggen dat ik weet dat ik de inspanningen die ik mij al sinds lange tijd, namelijk de laatste 24 jaar, heb moeten getroosten, anders niet had kunnen volhouden! Ik zou bijvoorbeeld niet hele nachten hebben kunnen doorreizen en de volgende dag een voordracht houden. Want wat wij in onszelf voor onszelf moeten toebereiden als vegetariër, wordt voor ons gedaan wanneer wij dit werk eerst door het dier laten verrichten. Zo zit dat. Maar nu moet u niet denken dat ik propaganda maak voor het vegetarisme; eerst moet onderzocht worden of iemand volgens zijn aanleg werkelijk vegetariër kan worden of niet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – 31 juli 1924 (bladzijde 108-109 )

Overgenomen uit het boek Voeding en Bewustzijn – 1988 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist. (bladzijde 68-69) Vertaling door A. Goedheer-de Keizer, verzameld en bewerkt door A.B. van der Laan-Schepers

salade-geitenkaas

Over voedingsinstinct bij kinderen (2 – slot)

 

Alleen kinderen bij wie er in de lever iets niet in orde is – wat dan zelfs door de suiker kan worden genezen -, die pakken suiker; de anderen interesseert de suiker niet, die laten het staan. Natuurlijk mag dit niet ontaarden in een slechte gewoonte, maar men moet voor zoiets begrip hebben. En men kan er op twee manieren begrip voor hebben. Ziet u, als het kind steeds maar eraan denkt: Wanneer kijkt vader of moeder niet, zodat ik de suiker nemen kan-, dan steelt het kind later ook andere dingen.

Als men het kind echter tevreden stelt, doordat men het geeft wat het nodig heeft, dan wordt het geen dief. Het is dus ook in moreel opzicht van groot belang of men zulke dingen opmerkt of niet. Dat is zeer belangrijk, mijne heren.

Dus moet men op de vraag die u nu gesteld heeft antwoorden: Men moet goed letten op wat het kind wil of verafschuwt en het niet dwingen tot wat het niet wil. Want als het bijvoorbeeld gebeurt, wat bij zeer veel kinderen het geval is, dat het geen vlees wil eten, dan is het zo dat het kind door het vlees darmgiften oploopt, en die wil het vermijden. Dit instinct heeft het kind. Een kind, dat aan tafel zit, waar alle anderen vlees eten en hij weigert het vlees, dan heeft het de aanleg om darmgiften te ontwikkelen door het vlees. Met dit alles moet men rekening houden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – Dornach, 2 augustus 1924 (bladzijde 124-125)

Eerder geplaatst op 5 mei 2016