Verwerken

Men kan dit boek (Theosofie) niet lezen zoals men in onze tijd gewoonlijk boeken leest. In bepaald opzicht zal de lezer menige bladzijde, ja zelfs menige zin moeten verwerken. Dat is met opzet nagestreefd, want alleen op deze wijze kan het boek aan zijn bedoeling beantwoorden. Wie het alleen maar doorleest, kan geacht worden het in het geheel niet te hebben gelezen. De waarheden in dit boek moeten worden doorleefd. Alleen dan heeft geesteswetenschap waarde.

Van het standpunt der algemeen bekende wetenschap uit kan dit boek niet worden beoordeeld, wanneer het punt van uitgang voor een dergelijke beoordeling niet uit het boek zelf wordt gehaald. Als de criticus dit standpunt wil innemen, zal hij waarlijk zien dat door deze uiteenzettingen de ware wetenschap nergens wordt tegengesproken. De schrijver weet dat hij door geen enkel woord met zijn wetenschappelijke nauwkeurigheid in tegenspraak heeft willen komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 9 – THEOSOPHIE – Einführung in  übersinnliche  Welterkenntnis und  Menschenbestimmung (blz. 2)

Uit de vijfde druk van THEOSOFIE (blz. 12). Vertaling H.G.J. de Leeuw

528x840

Hoe lang verblijven wij in het devachan?

Niet voor alle mensen is de tijd gelijk, die zij in het devachan (hemelwereld, godenland) doorbrengen. De ongevormde wilde, die nog weinig van deze wereld ervaren heeft, die slechts weinig zijn geest en zijn zintuigen gebruikt heeft, zal slechts een kort verblijf in het devachan hebben. Het devachan is er in wezen voor om wat de mens in de materiële wereld heeft geleerd, uit te werken, vrij te ontplooien, het geschikt te maken voor nieuwe ervaringen. De mens die op een hogere trede van het bestaan staat, die rijke ervaringen opgedaan heeft, zal veel te verwerken hebben en daarom een lang verblijf in het devachan hebben. Pas later, als hij in deze toestanden kan schouwen (als ingewijde), worden de verblijven korter tot aan het punt waar het wezen direct na de dood naar een nieuwe belichaming kan gaan, omdat de mens dat wat in het devachan is uit te leven, al uitgeleefd heeft. […] De tijd die de mens in de hemelwereld doorbrengt, kan men ongeveer vinden als men de aardse levensloop van de mens, dus de tijd tussen geboorte en dood, vermenigvuldigt met een getal, dat tussen de twintig en veertig ligt. Wie een lang leven heeft, heeft lange en belangrijke situaties in het devachan te doorlopen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 53 – Ursprung und Ziel des Menschen – Berlijn, 17 november 1904 (bladzijde 160-161 en 163)

Eerder geplaatst op 22 december 2012