Bovenzinnelijke kennis kan men alleen op aarde leren

Geesteswetenschap kan alleen op aarde ontstaan, men kan ze nergens anders leren; ze is een openbaring over de bovenzinnelijke wereld, maar zoals ze optreedt, kan ze alleen hier optreden.

Nu kan men zeggen: Ja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar de mens zou zich toch over de bovenzinnelijke wereld kunnen onderrichten in een andere vorm als in de vorm van de geesteswetenschap! – Ja, dat kan men denken, maar waar is het niet. Want de mens is zo aangelegd dat hij eens, als hij überhaupt in de voor hem juiste wijze een verhouding tot de hogere wereld wil winnen, hij dit alleen door geesteswetenschap winnen kan. 

Als de mens het op de aarde verzuimt om de geesteswetenschap of antroposofie te benaderen, dan helpt hem geen ander leven om de bovenzinnelijke wereld op de juiste menselijke wijze te leren kennen. – Dat hoeft ons niet in vertwijfeling te brengen met betrekking tot de vele mensen, die nog niets weten willen van geesteswetenschap: ze zullen immers terugkeren en dan later ermee in aanraking komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Frankfurt, 2 maart 1913 (bladzijde 237)

Eerder geplaatst op 15 april 2015

De mensenziel dorst ernaar ideeën en begrippen te hebben over wat boven de dood uitgaat

De mensenziel heeft voor het begrijpen van de dingen, waarover we bijvoorbeeld bij de volgende voordracht over levensvragen en het raadsel van de dood zullen spreken, de resultaten van het spirituele onderzoek nodig. De mensenziel dorst ernaar ideeën en begrippen te hebben over wat boven de dood uitgaat, ideeën en begrippen om het wezen van de ziel werkelijk te bevatten. En wie het zou willen afwijzen om dit wezen van de ziel te begrijpen, die zou het wel een tijdje kunnen onderdrukken, wat men als verlangen van de ziel naar oplossing van de wereldraadselen noemen kan. Maar het blijkt dan des te meer dat we wel de ziel het geestelijk voedsel kunnen onthouden, maar niet de honger kunnen onderdrukken, die opkomt en de ziel niet alleen tot vertwijfeling, maar tot ongezondheid kan drijven.

De mens heeft in zekere mate voor zijn heil en zijn zekerheid in het leven de resultaten van de spirituele kennis nodig, en om de ziel op de juiste wijze met de resultaten van het spirituele onderzoek tevreden te maken, daarvoor is alleen het gezonde mensenverstand noodzakelijk. Het natuurlijke waarheidsgevoel is voldoende om te begrijpen wat de geestesvorser meedeelt. Zolang het niet onderzocht is, kan het niet meegedeeld worden. Maar als het echter ontdekt en op de juiste manier geformuleerd is, kan het begrepen worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 62 – Ergebnisse der Geistesforschung – Berlijn, 21 November 1912 (bladzijde 139)

Eerder geplaatst op 30 november 2014

De mensenziel dorst ernaar ideeën en begrippen te hebben over wat boven de dood uitgaat

De mensenziel heeft voor het begrijpen van de dingen, waarover we bijvoorbeeld bij de volgende voordracht over levensvragen en het raadsel van de dood zullen spreken, de resultaten van het spirituele onderzoek nodig. De mensenziel dorst ernaar ideeën en begrippen te hebben over wat boven de dood uitgaat, ideeën en begrippen om het wezen van de ziel werkelijk te bevatten. En wie het zou willen afwijzen om dit wezen van de ziel te begrijpen, die zou het wel een tijdje kunnen onderdrukken, wat men als verlangen van de ziel naar oplossing van de wereldraadselen noemen kan. Maar het blijkt dan des te meer dat we wel de ziel het geestelijk voedsel kunnen onthouden, maar niet de honger kunnen onderdrukken, die opkomt en de ziel niet alleen tot vertwijfeling, maar tot ongezondheid kan drijven. De mens heeft in zekere mate voor zijn heil en zijn zekerheid in het leven de resultaten van de spirituele kennis nodig, en om de ziel op de juiste wijze met de resultaten van het spirituele onderzoek tevreden te maken, daarvoor is alleen het gezonde mensenverstand noodzakelijk. Het natuurlijke waarheidsgevoel is voldoende om te begrijpen wat de geestesvorser meedeelt. Zolang het niet onderzocht is, kan het niet gezegd worden. Maar als het echter ontdekt en op de juiste manier geformuleerd is, kan het begrepen worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 62 – Ergebnisse der Geistesforschung – Berlin, 21 November 1912 (bladzijde 139)

Bovenzinnelijke kennis kan men alleen op aarde leren

Geesteswetenschap kan alleen op aarde ontstaan, men kan ze nergens anders leren; ze is een openbaring over de bovenzinnelijke wereld, maar zoals ze optreedt, kan ze alleen hier optreden. Nu kan men zeggen: Ja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar de mens zou zich toch over de bovenzinnelijke wereld kunnen onderrichten in een andere vorm als in de vorm van de geesteswetenschap! – Ja, dat kan men denken, maar waar is het niet. Want de mens is zo aangelegd dat hij eens, als hij überhaupt in de voor hem juiste wijze een verhouding tot de hogere wereld wil winnen, hij dit alleen door geesteswetenschap winnen kan. Als de mens het op de aarde verzuimt om de geesteswetenschap of antroposofie te benaderen, dan helpt hem geen ander leven om de bovenzinnelijke wereld op de juiste menselijke wijze te leren kennen. – Dat hoeft ons niet in vertwijfeling te brengen met betrekking tot de vele mensen, die nog niets weten willen van geesteswetenschap: zij zullen immers terugkeren en dan later ermee in aanraking komen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Frankfurt 2 maart 1913 (bladzijde 237)

Er zijn in de geestelijke wereld wezens voor wie angst en vrees een welkom voedsel zijn

Er zijn in de geestelijke wereld wezens voor wie angst en vrees, die van de mensen uitgaan, als een welkom voedsel zijn. Heeft de mens geen angst en vrees, dan hebben deze wezens honger. Wie hier nog niet diep van is doordrongen, zou dit als een vergelijking kunnen nemen. Maar wie de zaak kent, weet dat het een realiteit is. Gaat er van de mens vrees en angst en paniek uit, dan vinden deze wezens een welkome voeding en ze worden machtiger en machtiger. Het zijn de mensen vijandige wezens. Alles wat zich voedt met negatieve gevoelens, met angst, vrees en bijgeloof, met wanhoop, met twijfel, dat zijn in de bovenzinnelijke wereld mensen vijandige machten, die wreedaardige aanvallen op hen uitvoeren als ze gevoed worden. Daarom is het vóór alles noodzakelijk dat de mens, die de geestelijke wereld binnen gaat, zich eerst sterk maakt tegen vrees, hopeloosheid, vertwijfeling en angst. Dat zijn echter nu juist gevoelens, die echt hedendaagse cultuurgevoelens zijn, en het materialisme is, omdat het de mensen afvoert van de spirituele wereld, zeer geschikt om door hopeloosheid en vrees voor het onbekende deze aan de mensen vijandige machten tegen hen op te roepen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Berlijn 12 december 1907 (bladzijde 145)