Weten en gevoel voor het leven tussen dood en nieuwe geboorte

Het is werkelijk even noodzakelijk dat de mens een weten, een gewaarwording en een gevoel heeft voor het leven tussen dood en nieuwe geboorte als voor het aardse leven zelf, omdat, wanneer hij dit aardse leven intreedt, gezondheid, vertrouwen, kracht en hoop in dit leven afhangen van welke krachten hij meebrengt uit het leven tussen de laatste dood en de huidige geboorte.

Welke krachten wij daar echter verkrijgen kunnen, dat hangt er weer vanaf hoe we ons in de vroegere incarnatie gedragen hebben; wat voor een morele instelling, wat voor een religieuze gezindheid of wat voor een algemene menselijke zielenhouding we ons eigen gemaakt hebben. Zo kunnen we ons indenken, dat we met het bovenzinnelijke, waarin we leven tussen dood en nieuwe geboorte, scheppend meewerken hetzij aan de voortgaande ontwikkeling van de gehele mensheid dan wel aan de verwoesting van de mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 20 november 1912 (bladzijde 53)

Previously posted on 4 januari 2017

Portraits of Rudolf Steiner 0005

Als je ziel ooit zwak is

Als je ziel ooit zwak is, als je ooit gelooft dat de doelen van het aardse bestaan buiten je bereik liggen, denk dan aan de goddelijke oorsprong van de mens en word je bewust van de krachten in jou die ook de krachten van de hoogste liefde zijn. Word je innerlijk bewust van de krachten die je vertrouwen en zekerheid geven in al je werken, in je hele leven, nu en in alle komende eeuwen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die  Mission  der  neuen  Geistesoffenbarung / Das  Christus-Ereignis  als  Mittelpunktsgeschehen der  Erdenevolution – Hannover, 26 december 1911 (blz. 237)

W8Zr8856

De mensen hebben over het algemeen groot vertrouwen in hun eigen inzichten

De mensen hebben over het algemeen groot vertrouwen in hun eigen inzichten. Zo heeft zelfs eens een filosoof de uitspraak gedaan: ‘Geef mij materie en ik vorm daaruit een heelal!’ Dat zei Kant. Het is maar goed, dat men hem geen materie heeft gegeven, want hij zou er iets afschuwelijks van hebben gemaakt. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 17 november 1923 (bladzijde 101)

Vertaling door M. Macintosh, overgenomen uit Rudolf Steiner – Tussen dood en nieuwe geboorte – 1979 Uitgeverij Vrij Geestesleven Zeist (bladzijde 99)

Eerder geplaatst op 27 oktober 2017 (3 reacties)

9sPBf77p

Vertrouwen

Vertrouwen, dat moet de belangrijkste sociale gezindheid (Duits: Sozialmotiv) van de toekomst zijn. De mensen moeten op elkaar kunnen bouwen. Anders gaan de dingen niet vooruit. Wat ik nu gezegd heb, schijnt voor wie voldoende is ingewijd in bovenzinnelijke aangelegenheden, zo’n vanzelfsprekendheid dat hij zeggen moet: Of dit gebeurt of de mensheid gaat naar de afgrond. Een derde mogelijkheid is er wat dit betreft niet.

Men kan wel zeggen dat men zich niet kan voorstellen dat een sociale orde op een algemeen vertrouwen gebaseerd wordt. Daarop is slechts te antwoorden: Goed, als u zich dat niet kunt voorstellen, dan moet u zich meteen ook maar voorstellen: De mensheid moet in het moeras wegzinken. – Deze dingen zijn nu eenmaal ernstig en ze moeten dan ook ernstig genomen worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 17 januari 1920 (bladzijde 75)

Eerder geplaatst op 27 juli 2017  (6 reacties)

5b967bd68b312_355x530

Weten en geloven

Er zijn tegenwoordig zeer veel mensen, die gewoon naar wat ze gehoord hebben, in goed vertrouwen de antroposofie aannemen. Maar waarom doen ze dat dan? Waarom zijn er juist zulke mensen in grote aantallen, die in goed vertrouwen de antroposofie opnemen? Ziet u, onder hen zijn de meesten in een zeer bepaalde richting aangelegde religieuze naturen, en zonder dat ze eigenlijk er aanspraak op maken, de dingen meteen tot op de bodem te begrijpen, volgen ze de antroposofie, omdat ze een zekere religieuze ductus in de hele instelling (Duits: Führung), zou ik willen zeggen, van de antroposofische aangelegenheden bespeuren. Het is een soort religieus gevoel, een religieuze gestemdheid, dat vandaag de dag talrijke mensen tot de antroposofie brengt, die niet in de positie zijn de antroposofie zo te doorzien, zoals de botanicus de plantkunde doorziet; en dat wordt immers hier eigenlijk vereist. 

Men houdt er gewoonlijk niet veel rekening mee, dat met betrekking tot wat ik hier bedoel, de antroposofie toch anders is dan de andere, de uiterlijke, de meer natuurwetenschappelijke wetenschappen. De natuurwetenschappelijke wetenschap is toch feitelijk zo, dat men kan zeggen: als zij de mensen geheel in beslag neemt, dan zal ze daadwerkelijk gevaarlijk zijn voor het geloven, zij zal het geloof beïnvloeden. 

Het gaat er niet alleen om dat de wetenschap voor iemand ongemakkelijk is, maar dat men ze ervaart als iets, wat het geheim van het geloven eenvoudigweg stoort. Maar men zal in de praktische behandeling (van deze vraag) vinden dat men daar bovenuit komt, dat het om een anders geaarde wetenschap gaat, zoals het bij de antroposofie het geval is, zodat inderdaad talrijke mensen eenvoudig de wijze waarop antroposofie optreedt, als een bestendige (Duits: durchgehenden) religieuze ondersteuning beleven. Hoewel ze niet, zoals ik altijd zeg, religievormend wil optreden, wordt toch gevoeld, dat zij zich in een richting beweegt, waarin juist het religieuze gevoel ook meegaan kan. Zo zou dus eigenlijk juist dit idee, dat het weten het geloven doodt – waarvoor ik veel begrip heb -, herzien moeten worden ten opzichte van de antroposofie.

Bron: Rudolf Steiner – GA 343a – Vorträge und Kurse über christlich- religiöses Wirken II – Dornach, 28 september 1921 (bladzijde 92-93)

Eerder geplaatst op 5 mei 2015  (12 reacties)