Een groot ongeluk dat een diepe smart veroorzaakt

Beschouwen we eens een groot ongeluk dat een diepe smart veroorzaakt. We bekijken het vaak fout, omdat we altijd alleen er op gericht zijn om de werking te zien. We zien dan dat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden die ons ongelukkig maakt, ons van slag heeft gebracht (Duits: aus unserer Bahn herausgeworfen hat). We zien alleen maar het gevolg. We zouden echter de oorzaak moeten zoeken. 

Dan zouden we wellicht het volgende vinden: Ja, er was in een voorgaand leven de mogelijkheid om zich het een of andere vermogen eigen te maken. We hebben het echter niet gedaan, we hebben het verzuimd. Dus zijn we door de poort van de dood gegaan zonder dit vermogen te hebben verworven. Nu drijven ons de krachten, de karmische krachten, in het volgende leven naar dit ongeluk. Hadden we ons dat vermogen in het voorgaande leven verworven, dan zou ons die kracht niet naar het ongeluk toegedreven hebben. Doordat dit ongeluk ons nu overkomt, verkrijgen we nu dat vermogen. 

Stel nu dat dit ongeluk ons heeft getroffen in ons twintigste jaar en in ons dertigste jaar zien we erop terug en vragen onszelf: Wat heeft ons ertoe gebracht dat we dit of dat vermogen hebben? – dan zien we het doel van dit ongeluk. Oneindig veel winnen we, als we de dingen niet als gevolg, maar als oorzaak beschouwen voor wat ze van ons maken. Dat is ook een resultaat van de karmaleer, de dingen als oorzaak te bezien. Al deze dingen zijn details van de wet van het karma.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – St. Gallen, 21 november 1909 (bladzijde 108-109)

VJrGYuDg-1-e1598290510725

Eerder geplaatst op 2 mei 2017  (4 reacties)

Dit vermogen wil men zich niet verwerven

Waarde toehoorders! Voor de wetenschap is alleen datgene van belang dat je met ogen kunt zien en met je handen kunt aanpakken. Er is een bijzonder vermogen nodig om ook dat te onderzoeken wat niét met ogen gezien of met handen gepakt kan worden, en dat vermogen wil men zich niet verwerven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 349 – Vom Leben des Menschen und der Erde Über das Wesen des Christentums – Dornach, 4 april 1923 (bladzijde 123)

Ook te vinden in: Het leven van mens en aarde (bladzijde 128) – Vertaling C.H. Bos-Everts

Eerder geplaatst op 12 juni 2016

Over geesteswetenschap en praktijk

Even erg in het moderne leven als van de ene kant het extreme kapitalisme, werkte van de andere kant de houding van: ik leg mij toe op de impulsen van het innerlijkste van mijn ziel, ik geef mij over aan de geestelijke wereld, ik zoek de geestelijke wereld zoals ik die in mijn innerlijk kan vinden; mij interesseren de aangelegenheden van de ziel. Wat kan mij dit Ahrimanische geld – en kredietwezen, vermogen en bezit schelen! Wat trek ik mij aan van het verschil tussen rente en intrest, tussen omzet en winst enzovoort. Ik zorg voor de aangelegenheden van mijn ziel! – Maar, zoals de mens een eenheid is naar lichaam, ziel en geest, zoals bij hem tussen geboorte en dood samengebonden zijn lichaam, ziel en geest, zo zijn in het uiterlijke bestaan samengebonden de impulsen die wij in ons innerlijk kunnen vinden en de impulsen die in de uiterlijke economische orde liggen. 

En evenzeer schuldig aan de moderne katastrofe (W.O. I – fdw) zijn aan de ene kant de materialistische kapitalisten met hun denkwijze en houding, maar aan de andere kant ook diegenen die alleen maar vroom willen zijn, alleen maar geesteswetenschappelijk, die op hun eigen manier de geesteswetenschap abstract willen beperken en zich niet willen inlaten met het doordringen van de alledaagse werkelijkheid met een doortastend denken.

Dat is het wat mij telkens weer en weer aangezet heeft om u aan te porren om toch niet deze antroposofische geestesbeweging op te vatten als zondagnamiddagspreken die iemand in de ziel zo’n deugd doen omdat er over een eeuwig leven enz. gesproken wordt. U zoudt deze antroposofische beweging als een weg moeten nemen om de moderne opgaven van het bestaan die ons zo brandend tegemoet treden, werkelijk zinvol aan te pakken.

 Bron: Rudolf Steiner – GA 188 – Der Goetheanismus – Menschenwissenschaft und Sozialwissenschaft – Dornach, 1 februari 1919 (bladzijde 231-232)

Vertaling overgenomen uit Tijdschrift De Brug – Trefwoord EuropeseUnie (44)