Te veel geld en te veel weten

Al het weten bekomt de mensen in hun ziel niet zo goed, als dit het enige is, net zoals te veel geld ook niet goed bekomt. Hoe vreemd de vergelijking is, toch is het zo: te veel geld is niet goed voor de mensen, te veel weten ook niet als ze geen tegenwicht hebben, als ze dit weten niet gebruiken in mensendienst en dienst aan de wereld.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit – Dornach, 3 februari 1923 (bladzijde 310)

Vertaling A. Goedheer-De Keizer, overgenomen uit Gezondheid en ziekte 

6475_a9765ba6e2fd50e9f62d4b9f7a1adbd7

Eerder geplaatst op 14 maart 2018

In het leven op aarde hangt het geestelijke af van het fysieke

Helemaal niets wat een mens hier op aarde ervaart, kan worden ervaren zonder op het fysieke gebaseerd te zijn. Men zou bijvoorbeeld heel gemakkelijk kunnen geloven dat het denken een puur geestelijke actie is en, zoals het zich afspeelt in de menselijke ziel op aarde, niets te maken heeft met het fysieke bestaan. 

Dat is in zeker opzicht juist. Maar hoe zelfstandig  geestelijk het denken van de mens ook is, toch zou dit denken hier in het aardse bestaan ​​niet kunnen plaatsvinden als de mens niet op zijn lichaam en zijn processen zou kunnen steunen. Ik kan een vergelijking gebruiken die ik hier bij deze gelegenheid al vaker heb gebruikt.

Wanneer een mens over de aardbodem loopt, dan bevat de grond zeer zeker niets essentieels wat de mens betreft; de mens draagt ​​het wezenlijke binnen zijn huid. Maar de mens zou als fysiek mens helemaal niet in het fysieke bestaan ​​kunnen zijn zonder de steun van de aarde.

En zo is het ook met het denken, dat leeft als een proces van de ziel. In wezen is het zeer zeker niet zomaar een hersenproces, maar het zou niet kunnen verlopen als het niet de hersenen had voor ondersteuning hier in het fysieke leven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 218 – Geistige  Zusammenhänge in  der  Gestaltung des  menschlichen  Organismus – Stuttgart, 4 december 1922 (blz. 266)

Rudolf-Steiner+Geistige-Zusammenhänge-in-der-Gestaltung-des-menschlichen-Organismus

De doden hebben ook in zekere zin voedsel nodig

De doden hebben ook in zekere zin voedsel nodig, natuurlijk geen voedsel zoals de mensen hier op aarde nodig hebben, maar voedsel voor geest en ziel. Zoals wij mensen hier op aarde – als ik de volgende vergelijking mag gebruiken – onze zaadvelden moeten hebben voor het gedijen van de vruchten waarvan wij hier op aarde leven, zo ook moeten de zielen der doden zaadvelden hebben, waarop zij bepaalde vruchten kunnen oogsten die zij nodig hebben in de tijd tussen de dood en een nieuwe geboorte.

Wanneer de helderziende blik de dode volgt, ziet hij, hoe de slapende mensenzielen de zaadbodem zijn voor de doden, voor de gestorvenen. Voor degene die dit voor het eerst in de geestelijke wereld schouwt, is dit gewis niet alleen verbazingwekkend, maar zelfs in de hoogste mate schokkend om te zien hoe de mensenzielen, die tussen de dood en een nieuwe geboorte leven, als het ware naar de slapende mensen toe ijlen en naar de gedachten en ideeën zoeken die in de slapende mensenzielen aanwezig zijn: want daarvan voeden zij zich, en aan dit voedsel hebben zij behoefte. Want wanneer wij ’s avonds inslapen, dan beginnen de ideeën en gedachten die tijdens onze waaktoestand door ons bewustzijn gegaan zijn, te leven, zij worden als het ware levende wezens. En de dode zielen snellen toe en tonen daarvoor belangstelling. Door de aanblik van deze gedachten voelen zij zich gevoed.

Het heeft iets schokkends, wanneer men de helderziende blik richt op gestorven mensen die iedere nacht naar de slapenden toekomen – wij moeten daar zowel de vrienden als, en dat in het bijzonder, de bloedverwanten in aanmerking nemen – en zich als het ware willen laven aan, voeden met de gedachten en ideeën die de mensen meegenomen hebben in de slaap, en niets vinden, wat voor hen voedzaam is. Want er bestaat een groot verschil tussen ideeën en ideeën met betrekking tot onze slaaptoestand. Wanneer wij ons de ganse dag bezighouden met de materiële denkbeelden van het leven, wanneer wij de blik enkel richten op hetgeen er in de fysieke wereld gebeurt en wat er daar kan verricht worden, en wanneer wij niet éénmaal voor het inslapen een gedachte aan de geestelijke werelden hebben, maar integendeel in vele gevallen met andere zaken in ons hoofd dan met [spirituele] gedachten in slaap vallen, dan bieden wij de doden geen voedsel aan. 

Ik ken streken in Europa, waar jonge lieden aan de hogescholen de gewoonte hebben om zich ’s avonds met het nodige kwantum bier in slaap te drinken. Dan worden er ideeën overgebracht, die voor hierboven van geen enkele waarde zijn. En wanneer de doden dan naderbij komen, vinden zij een leeg veld, en voor hen is dat dan iets zoals voor ons fysiek lichaam, wanneer er door onvruchtbaarheid op onze velden hongersnood uitbreekt. Vooral in onze tijd kan er veel zielehongersnood waargenomen worden in de geestelijke werelden, want de materialistische levenswijze heeft zich wel zeer verbreid. En tegenwoordig zijn er al veel mensen die het kinderachtig vinden om zich in te laten met gedachten aan de geestelijke wereld. Daardoor ontnemen zij de mensen het voedsel dat zij zouden moeten krijgen na de dood, daardoor ontnemen zij hun dit voedsel, dit zielevoedsel…

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt –  Bergen (Noorwegen), 10 oktober 1913

Overgenomen uit tijdschrift De Brug – Hoofdstuk Kamaloka – merkwaardigheden aldaar

Eerder geplaatst op 24 maart 2015  (25 reacties)

Street-Art-Nijmegen-Fred-de-Imker-Rudolf-Steiner-Doddendaal-foto-ilma-Lankhorst-2016

Straattekening door street art kunstenaar Fred de Imker

Vergelijking

We kunnen in zekere zin dit zich inleven van de mens in een andere wereld schetsen of vergelijken met de vis die uit het water in de lucht wordt verplaatst, die zich echter daarvoor eerst voorbereid heeft, doordat hij zijn kieuwen in longen omgezet heeft. We kunnen daarmee vergelijken het overgaan van een mens van de zintuiglijke waarneming in de geestelijke waarneming, doordat de ziel zich vaardig heeft gemaakt om bepaalde krachten in een ander element te gebruiken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 124 – Exkurse in das Gebiet des Markus-Evangeliums – Berlijn, 13 maart 1911 (bladzijde 186)

Eerder geplaatst op 10 oktober 2017

9783727474408xxl

Verschil tussen filosofische denkwijze en geesteswetenschap

Van wat men tegenwoordig gewend is filosofische denkwijze te noemen, verschilt de geesteswetenschap fundamenteel. De filosofische manier van denken wil voor alles tot haar resultaten komen door verstandelijke overwegingen, door louter begripsverbindingen, door gevolgtrekkingen en dergelijke. De filosofische denkwijze, zoals ze vandaag de dag vaak opgevat wordt, is niet in staat datgene in de menselijke natuur te vatten, wat werkelijk door de poort van de dood gaat, wat werkelijk in staat is te leven onafhankelijk van het fysieke lichaam.

Voor de geesteswetenschap is echter deze puur filosofische, op begrippen en gedachten van de uiterlijke wereld steunende manier van beschouwen van meet af aan iets dergelijks als de volgende wat triviale vergelijking. Deze puur op verstandelijke basis, zoals men vaak zegt opbouwende filosofie, is iets wat net zomin tot werkelijke resultaten over het geestelijke leven kan komen, net zomin als de geest in het menselijk kenvermogen tevoorschijn kan komen, als dat de mens zich kan voeden doordat hij zichzelf eet.

Net zoals het voedingsproces iets moet nemen (ergreifen) dat buiten zijn lichaam staat, als het het menselijke of dierlijke organisme dienen wil, zo moet het menselijke kennen iets nemen dat buiten de loutere begrips- en ideeënverbindingen en ideeëngevolgtrekkingen ligt, als aan de ware kennisverlangens van de mens moet worden voldaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 64 – Aus schicksaltragender Zeit – VIII – Was ist am Menschenwesen sterblich? – Berlijn, 26 februari 1915 (bladzijde 255-256)

Eerder geplaatst op 22 augustus 2017  (4 reacties)

260px-Rodin_le_penseur

Auguste Rodin, De Denker